H2

Cards (99)

  • Wat is het fluid mosaic model van biomembranen?
    Een model dat de structuur en functie van biomembranen beschrijft.
  • Wat zijn de algemene functies van biomembranen?
    Afbakening, permeabiliteitsbarrière, subcellulaire lokalisering, transmembranair transport, cellulaire communicatie, en celadhesie.
  • Wat zijn de functies van membranen?
    • Afbakening en permeabiliteitsbarrière
    • Subcellulaire lokalisering van specifieke functies
    • Transmembranair transport van moleculen
    • Cellulaire communicatie
    • Celadhesie
  • Wat is de rol van de permeabiliteitsbarrière in membranen?
    Het scheidt intra- en extracellulaire omgevingen en reguleert de doorgang van stoffen.
  • Voor welke stoffen zijn membranen niet doorlaatbaar?
    Hydrofiele moleculen en ionen zoals glucose, aminozuren, DNA, en RNA.
  • Wat is de subcellulaire lokalisering van specifieke functies in membranen?
    Membranen bevatten specifieke eiwitten die functies in organellen en plasmamembranen uitvoeren.
  • Wat zijn voorbeelden van organische moleculen die door membranen worden getransporteerd?
    Glucose, aminozuren, en andere organische moleculen.
  • Wat is cellulaire communicatie?
    Het proces waarbij cellen signalen ontvangen en doorgeven via membraanreceptoren.
  • Wat zijn de twee soorten signalen die cellen kunnen ontvangen?
    Chemische signalen en elektrische signalen.
  • Wat is de functie van membraanreceptoren?
    Ze binden signalen en activeren intracellulaire processen.
  • Wat is celadhesie?
    De interactie tussen cellen en de extracellulaire matrix.
  • Wat zijn tight junctions?
    Verbinden epitheelcellen en zorgen voor een barrière.
  • Wat zijn de eigenschappen van het fluid mosaic model van biomembranen?
    • Zelfassociatie van amfipathische membraanlipiden
    • Fluïditeit door laterale beweging van lipiden en eiwitten
    • Vorming van microdomeinen (lipid rafts)
  • Wat is de chemische basis van wateroplosbaarheid?
    Water is een polair molecuul met een oneven verdeling van elektronen.
  • Wat zijn de belangrijkste componenten van biomembranen?
    Membraanlipiden
  • Wat zijn amfipatische moleculen?
    Moleculen die zowel hydrofiele als hydrofobe delen bevatten.
  • Wat zijn de eigenschappen van het fluid mosaic model van biomembranen?
    • Centrale lipidendubbellaag
    • Zelfassociatie van amfipathische membraanlipiden
    • Fluïditeit door laterale beweging van lipiden en eiwitten
    • Vorming van microdomeinen (lipid rafts)
  • Wat is de spontane vorming van lipidendubbellagen?
    Het is het resultaat van niet-covalente zelf-associatie van lipiden in een waterige omgeving.
  • Wat is de dikte van een lipidendubbellaag?
    6 tot 8 nm.
  • Wat is de rol van membraaneiwitten in de lipidendubbellaag?
    Ze associëren met de lipidendubbellaag en dragen bij aan structurele en functionele diversiteit.
  • Hoe ontstaat de lipidendubbellaag in een waterig milieu?
    Door niet-covalente zelf-associatie van lipiden
  • Wat is de functie van laterale mobiliteit in membranen?
    Het bevordert de fluïditeit van lipiden en eiwitten in de membraan.
  • Wat is de rol van hydrofobe interacties in de vorming van de lipidendubbellaag?

    Hydrofobe staarten worden uitgesloten van water en klitten samen
  • Wat zijn de kenmerken van microdomeinen in de plasmamembraan?
    • Geen homogene vloeistoflaag
    • Aanwezigheid van microdomeinen (lipid rafts)
    • Specifieke samenstelling van lipiden en eiwitten
  • Wat zijn de klassen van membraanlipiden?
    Fosfolipiden, glycolipiden en sterolen
  • Wat is de basisstructuur van fosfolipiden?
    • Amfipathisch
    • Hydrofiele hoofd
    • Hydrofobe staart
  • Wat is de functie van vetzuren in membraanlipiden?
    Ze vormen het hydrofobe onderdeel van fosfolipiden en glycolipiden
  • Wat is de dikte van de biomembraan?
    6 à 8 nm
  • Wat is de variatie in lengte van vetzuren en hoe beïnvloedt dit de membraanfluïditeit?
    Variatie in lengte bepaalt de dikte en fluïditeit van de membraan
  • Wat zijn de perifere lijnen in het tramspoorpatroon van de biomembraan?
    Ze zijn hydrofiele hoofdjes.
  • Wat associëren membraaneiwitten met?
    De lipidendubbellaag.
  • Wat zijn essentiële vetzuren en waarom zijn ze belangrijk?
    Ze worden niet aangemaakt in het lichaam en moeten uit voeding komen
  • Wat is de variabele verhouding van eiwitten/lipiden afhankelijk van?
    Celtype en celorganel.
  • Wat is de rol van desaturase enzymen in de conversie van linolzuur naar arachidonzuur?
    Ze zijn vereist voor het leggen van een dubbele binding
  • Wat zijn de kenmerken van membraaneiwitten?
    • Topologie
    • Glycosylering
    • Mobiliteit
  • Wat is de basisstructuur van fosfosfingolipiden?
    Ruggengraat: sfingosine
  • Wat betekent fluïditeit in de context van biomembranen?
    Laterale beweging van lipiden en eiwitten in het membraan.
  • Wat zijn de verschillen in fosfolipidensamenstelling tussen membranen?
    • Asymmetrische verdeling van lipiden
    • Verschillen tussen plasmamembraan en endoplasmatisch reticulum
  • Wat is de naam van het experiment dat de fluïditeit van membranen onderzoekt?
    Fluorescence Recovery After Photobleaching (FRAP).
  • Wat is de functie van cholesterol in membranen?
    Het beperkt de fluiditeit van de membraan