Op de meeste anatomische afbeeldingen wordt de mens in de anatomische positie afgebeeld = de handen bevinden zich naast het lichaam met de palmen naar voren en de voeten bij elkaar.
ander woord cefaal?
craniaal
ander woord dorsaal?
posterior
ventraal ander woord?
anterior
ander woord anterior?
ventraal
ander woord posterior?
dorsaal
Anterior: aan de voorzijde
Posterior: aan de achterzijde
Dorsaal: achter- / rugzijde
Ventraal: voor-/ buikzijde
Superior?
boven, op een hoger niveau
inferior?
onder, op een langer niveau
Superior: boven
Inferior: onder
Caudaal: bij de “staart” - onderzijde
Craniaal: bij het hoofd – bovenzijde
Mediaal: naar de middellijn van het lichaam
Lateraal: weg van de middellijn van het lichaam
Proximaal:
•dichtbij•in de richting het middelpunt van het lichaam
Distaal:
•ver•In de richting weg van het middelpunt van het lichaam
Palmair: handpalm-zijde
Dorsaal: handrug-zijde
Dorsaal: voetrug- zijde
Profundus: diep (onder de huid)
Superficialis: oppervlakkig (net onder de huid)
dexter?
rechts
sinister?
links
proximaal
richting aanhechting
richting uiteinde?
distaal
dorsiflexion?
Movement of the foot that brings the top of the foot closer to the shin.
plantair flexion?
Movement of the foot and toes towards the shin.
transversaal of horizontaal vlak?
Scheidt het bovenste en onderste deel van het lichaam
frontaal of coronaal vlak?
Scheidt het ventraal en dorsaal gedeelte van het lichaam
Sagittaal vlak?
scheidt het linker en rechter deel van je lichaam
parasagittaal?
doorsnede loopt niet door het middenlijn, maar verdeelt in het lichaam in ongelijke helften
midsagittaal?
divides the body into equal left and right halves.
Flexie : buigen
Extensie : strekken
Hyperflexie : overstrekking
Abductie : beweging van de mediaanlijn van het lichaam af
Adductie : beweging naar de mediaanlijn toe in het frontale vlak
Circumductie: beweging in een lusvorm
Rotatie = draaien rond de lengteas van het lichaam of van een arm of een been.
üPronatie : wanneer de pols en hand zodanig worden bewogen dat de handpalm naar achteren wordt gedraaid.
ü
üSupinatie: tegengestelde beweging, waarbij de handpalm naar voren wordt gedraaid.
Pronatie : wanneer de pols en hand zodanig worden bewogen dat de handpalm naar achteren wordt gedraaid. Supinatie: tegengestelde beweging, waarbij de handpalm naar voren wordt gedraaid.
Inversie is een draaiende beweging van de voet, waarbij de voetzool naar binnen wordt gedraaid, waardoor de mediale rand van de voet omhoog komt.
De omgekeerde beweging wordt eversie genoemd .
Oppositie is de beweging van de duim in de richting van de handpalm of vingertoppen, waardoor we voorwerpen kunnen oppakken en vasthouden.
Repositie is de beweging die de duim vanuit oppositiestilstand terugbrengt.
Protractie vindt plaats wanneer iemand een deel van het lichaam in het horizontale vlak naar voren beweegt. Retractie is de omgekeerde beweging.
Elevatie en depressie treden op wanneer een structuur respectievelijk omhoog of omlaag wordt bewogen.
Lateroflexie is het naar opzij buigen van het hoofd of de wervelkolom
5 belangrijke functies van beenderstelsel?
Ondersteuning 2. Bescherming
3. Beweging
4. Opslag van mineralen en vetten
5. Bloedcelvorming
Macroscopische kenmerken van beenderen?
lang bot, plat bot, korte beenderen en onregelmatig bot