§3

Cards (31)

  • Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (ruggenmerg, grote/kleine hersenen en hersenstam) en uit het perifere zenuwstelsel (zenuwen die alle delen van het lichaam verbinden met het centrale zenuwstelsel).
  • Aan de rugkant van het ruggenmerg komen gevoelszenuwen voor die impulsen oppikken.
  • Functie ruggenmerg: geleiden van impulsen van zenuwen in de romp en ledenmaten naar de hersenen en omgekeerd.
  • Het animale zenuwstelsel: bewuste activiteiten in lichaam, skeletspieren (dwarsspierweefsel), kiezen om te bewegen, reflex: aangeborenbeweging, motorprogramma: automatisch beweging, autonoom: regelt alles zelf, onbewust regelt dit zenuwstelsel activiteiten in lichaam, werkt met glad spierweefsel en het hart, orthospymaptisch deel: werkt wanneer actief, stuurt in het lichaam, van hersenstam naar organen, parasympatisch deel: werkt in rust, prikkels en impulsen, prikkels zijn signalen van buiten het lichaam, impulsen zijn signalen die na het zien van de appel een impuls geven om die appel op te
  • In het verlengde worden dingen zoals hartritme, diameter bloedvaten en ademhalingsfrequentie geregeld.
  • Kleine hersenen coördineren alle spierbewegingen.
  • Hersenzenuwen uit de stam leiden impulsen uit het hoofd en hals naar de grote en kleine hersenen toe.
  • In het midden van het ruggenmerg zit een holte: het centrale kanaal met daarin vocht dat rechtstreeks verbonden is met het hersenvocht.
  • Drie typen zenuwen: gevoelszenuw, bevat alleen uitlopers van sensorische neuronen; bewegingszenuw, bevat alleen uitlopers van motorische neuronen; gemengde zenuw, bevat zowel uitlopers van sensorisch als motorische neuronen.
  • In de hersenschors ligt de grijze stof waarin cellichamen van de schakelneuronen liggen.
  • Korte dendrieten en één lang axonzenuwende uitloper van sensorische en motorische neuronen liggen bij elkaar in zenuwen.
  • Om de zenuw ligt ook een beschermende bindweefsellaag.
  • De witte kleur komt door de omgeven myelinescheden om axonen heen.
  • De onderste deel van de hersenstam is de verlengde merg, daar worden impulsen van de linker helft van het lichaam naar de rechter geleidt.
  • Myelineschede zorgt voor isolatie in de zenuwen.
  • Grote hersenen geven impulsen door waarnemingen door zintuigen.
  • De hersenschors is heel erg gevouwen en zitten veel plooien in.
  • De linkerhersenhelft heeft een gevoels- en bewegingscentrum voor alle lichaamsdelen aan de rechterkant van het lichaam.
  • Schakelneuronen leiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel.
  • Hersenen zijn omgeven door hersenvliezen.
  • Het dendriet van een sensorische neuron is heel lang en het axon is juist heel kort.
  • Het hersenvocht dat in de holten van de hersenen wordt gemaakt dient als bescherming bij schokken, afvoer afvalstoffen en temperatuur op peil houden.
  • Er zijn twee te onderscheiden delen van het hersencentra: hier komen impulsen aan en hier ontstaan impulsen voor.
  • Grote en kleine hersenen bestaan beide uit een linkerhelft en een rechterhelft, in het midden zijn ze verbonden door de hersenbalk.
  • Om het ruggenmerg heen liggen drie ruggenmergvliezen voor bescherming.
  • Motorische neuronen (bewegingszenuwcellen) leiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren.
  • In het merg (binneste) ligt de witte stof met daarin de axonen (geven impulsen van neuronen af) van schakelneuronen.
  • Schakelneuronen kunnen impulsen ontvangen van sensorische neuronen en dan weer doorgeven aan de motorische neuronen.
  • De hersenstam zit tussen de grote hersenen en het ruggenmerg, de hersenstam geleidt impulsen van grote en kleine hersenen naar het ruggenmerg en ook omgekeerd.
  • Uiteinden van axonen en dendrieten zijn meestal sterk vertakt, veel uitlopers zijn omgeven door myelinescheede, die schede bestaat uit gliacellen, die de cellen van schwann genoemd worden, een verbinding tussen cellen noem je een cell junction, cell junctions maken communicatie mogelijk tussen neuronen, de vertakking van een axon eindigt in synapsen, dat zijn plaatsen waar een impuls van de ene cel naar de andere cel wordt doorgeven, een synaps is een spleet tussen het uiteinde van een axon van een neuron en een doelwitcel.
  • Er zijn drie typen neuronen: sensorische neuronen (gevoelszenuwcellen): geleiden impulsen van receptoren naar het centrale zenuwstelsel.