Latijn - voc. 641-660

Cards (20)

  • pecus
    pecoris o.
    het vee
  • magistratus
    magistratus m.
    het ambt; de magistraat
  • numerare
    ~o
    tellen
  • adiuvare
    ~o
    [adiuvi, adiutum]
    helpen
  • mirari
    ~or
    zich verwonderen over; bewonderen
  • apparere
    ~eo
    verschijnen; blijken
  • terrere
    ~eo
    bang maken
  • valere
    ~eo
    gezond zijn; krachtig zijn; in staat zijn
  • caedere
    ~o
    [cecidi, caesum]
    hakken; doden
  • deserere
    ~o
    [deserui, desertum]
    verlaten
  • occidere
    ~o
    [occidi, occisum]
    doden
  • poscere
    ~o
    [poposci, -]
    eisen
  • remittere
    ~o
    [remisi, remissum]
    terugzenden; laten gaan
  • surgere
    ~o
    [surrexi, surrectum]
    opstaan
  • conficere
    ~io
    [confeci, confectum]
    afmaken
  • ante(a)
    (bijwoord)
    vroeger
  • non iam
    (bijwoord)
    niet meer
  • post(ea)
    (bijwoord)
    later
  • primum of primo
    (bijwoord)
    eerst; voor het eerst
  • odium
    odii o.
    de haat