Save
LAT - vocabulaire 🏛️
paasexamen 🐣
Latijn - voc. 661-680
Save
Share
Learn
Content
Leaderboard
Learn
Created by
Clara Hana
Visit profile
Cards (20)
oppidum
oppidi
o.
de stad
cuncti
~
ae
, ~
a
alle
pastor
pastoris
m.
de herder
excitare
~
o
opwekken
invitare
~
o
uitnodigen
crescere
~
o
[crevi, cretum]
groeien
aperire
~
io
[aperui, apertum]
openen
;
onthullen
deesse
~
sum
[defui, -]
ontbreken
;
in
de
steek
laten
paene
(
bijwoord
)
bijna
igitur
(
nevensch.
voegw.
)
dus
studium
studii
o.
de studie
;
de sympathie
;
de ijver
centurio
centurionis
m.
de centurio
collis
collis
m.
de heuvel
cohors
cohortis
v.
de cohorte
communis
+
dat.
~,
commune
;
communis
gemeenschappelijk
aan
equitatus
equitatus
m.
de ruiterij
impetus
impetus
m.
de aanval
;
de opwelling
subire
~
eo
[subii, subitum]
ondergaan
;
bestijgen
;
naderen
tot
(
onverbuigbaar
adj.
)
zoveel
quot
(
onverbuigbaar
adj.
)
hoeveel
; (
zoveel
)
als