celfysiologie

Cards (17)

  • Homeostase
    - Homeo; fluctuaties
    - Constant compenseren om het gemiddelde ~ te behouden
    Lokale controle; cellen in het lokale gebied genereren een response
    Reflex controle; cellen in een verder gebied (hersenen) generen een response
    Feedback is nodig, om de compensatie te stoppen (negatieve terugkoppeling)
    Range rondom het setpoint
    o  Bv bij temperatuur, het lichaam het een normale range van functie waarbij een maximum en een minimum is
    Oxytocine heeft een positieve feedback loop, des te meer oxytocine, des te meer baarmoeder contracties, des te meer oxytocine, ….
  • Proteïnen
    -       Proteïne is een keten van meer dan 100 aminozuren.
    -        Proteïnen bindt altijd aan een ligand of een substraat
    -        Proteïnen zijn inactief, zodat er snel gebruik van kan worden gemaakt
    -        BV proteïnen is een ADH-receptor, ligand is ADH
  • Bindingen van proteïnen hebben;
    -  Specificiteit,
    -  Affiniteit (meer kans op binding) (Lagere Kd betekend een hogere bindingsaffiniteit)
    Isovormen (sterk gerelateerde proteïne met gelijke functie, maar andere affiniteit)
    Activatie (proteolytische activatie, het weghalen van peptide fragmenten om een proteïne te activeren) (kan ook een cofactor zijn)
    Modulatie
  • Modulatie
    • Chemische modulatoren (chemische stoffen die binden aan proteïnen en bindingsmogelijkheden of activatie wijzigen) : Antagonisten: Binden en geen respons. Of competitieve inhibitoren: Reversible antagonisten of Irreversable antagonisten
    • Tamoxifen: Allosterische modulatoren of Covalente modulatoren
    • Allosterische modulatoren: Antagonisten als activatoren, Bindt zich aan een andere plek dan het ligand, maar bindt zodat het ligand kan gaan binden
    • Covalente modulatoren
    • Fysische modulatoren
    • Regulatie van respons door regulatie van proteïnen of liganden in lichaam
  • Membraan proteïnen
    Transmembranaire
    o   Hyfrofoob
    o   Extracellulair; koolhydraten
    o   Intracellulair; fosfaatgroep
    Perifere
    o   Gehecht aan transmembranaire of aan de polaire koppen van fosfolipiden
    Lipide-verankerde
  • Weesfsel
    Meerdere cellen bij elkaar heten cell junctions
    o   Tight junction
    §  Claudine en occludine proteinen
    §  Spijsvertering en hersenen
    o   Desmosoom;
    §  Vasthechting aan andere cel of materix: CAMs; cadherines (cel-cel), CAMs; ingerines (cel-materix)
    §  Huidcellen
    o   Gap junction
    §  Cytoplasmatische kanalen-> transport
    §  Kanalen kunnen openen en sluiten
    §  Hartspieren
    -Extracellulaire matrix: Cel in onbekende matrix (levercel in hart) gaat in apoptose
    - Adhesie: Cadherins, Integrins
  • Diffusie
    o   Passief
    o   Door de lipide-dubbellaag
    o   Chemische gradiënt noodzakelijk
    o   Tot evenwicht  
    §  Door membraan
    ·  Afhankelijk: oppervlakte grote, dikte, concentratie verschil en oplosbaarheid
    · Wet van Fick
  • Proteïne-gemedieerd transport
    o   Passief; ‘gefaciliteerde diffusie’
    o   Actief; ‘Actief transsport’
    o Membraan proteïnen
  • Actief; ‘Actief transsport’
    §  Tegen de concentratiegradiënt in
    §  Veroorzaakt onevenwicht
    §  Vereist ATP
    §  Primair actief transport (Na-K-pomp)
    §  Secundair actief transport
  • Membraan proteïnen
    §  Structurele proteïnen
    §  Enzymen
    ·  Bv spijsverteringsenzymen
    §  Receptoren
    §  Transport proteïnen
  • Transport proteïnen
    · Kanaal proteïnen, sneller
    · Carrier (natrium-kaliumpomp) trager
  • Kanaal proteïnen
    o   Open of dicht, chemisch, mechanisch of elektrische signalen zorgen hiervoor
  • Carrier (natrium-kaliumpomp)
    o   Uniport; 1 soort substraat kan er maar door heen
    o   Costransporter, samen werken
    § Symport; beide substraat in dezelfde richting
    §  Antiport; substraten in andere richting (NA-KPoort)
    o   Water- of ionkanalen
    §  Waterkanaal gemaakt uit aquapoline
    §  Ionkanaal; proteïne gemaakt uit negatieve aminozuren
  • Vasculair transport
    o   Fagocytose
    o   Endocytose
    o Exocytose
  • Osmose en toniciteit
    o   Osmolariteit = molariteit * aantal deeltjes per molecule (osmol/L)
    §  Iso-osmotisch; gelijk
    §  Hyper-osmotisch; meer deeltjes
    §  Hypo-osmotisch; minder deeltjes
    o   Toniciteit; wat de cel doet in een milieu
    §  Isotoon
    §  Hypotoon
    §  Hypertoon
  • Cel-cel communicatie
    - Lokaal
    o   Gap junctions; Ionen
    o   Direct cel-cel contact; Receptor ligand membraan contact (immuunsysteem)
    o   Autocriene/ paracriene signalen; excocyteren ligand, op receptor
    - Lange afstand
    o   Hormonaal
    o   Neurologisch; neuron
    Cytokines= Autocriene/ paracriene signalen, hormonen en neuronen
  • Signaalpathways
    - Cellen met die reageren op cytokines hebben de juiste receptor
    - Als gebonden aan de juiste receptor, dan begint de signaalpathways
    - 4 types van signaaltransductie
    o   (Ion)kanaalreceptor
    o   Enzymen-gekoppelde receptor
    o   G-proteïne-gekoppelde receptor
    o   Intergrine-receptor