Chromosomen liggen in het kernplasma en bestaan uit lange moleculen DNA.
Op de membranen van ruw endoplasmatischreticulum zitten ribosomen, die eiwitten produceren.
Het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen naar buiten de cel te exporteren, noem je exocytose.
Lysosomen zijn blaasjes die in de cel blijven.
Mitochondriën vormen ATP door verbranding van glucose.
Bladgroenkorrels zetten tijdens fotosynthese lichtenergie om in glucose.
Endocytose is het afsnoeren van blaasjes door het celmembraan om stoffen in de cel op te nemen.
Diffusie is de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een lage concentratie.
Diffusie is passief transport.
Osmose is diffusie van water door een semipermeabel membraan.
De osmotische waarde wordt bepaald door het aantalopgelostedeeltjes per volume-eenheid.
Als er twee oplossingen met verschillende waardes gescheiden zijn door een semipermeabel membraan, gaat er water van de kant met de laagste waarde naar de kant met de hoogste.
Leg je een cel in een oplossing met een lagere osmotische waarde, zal water door osmose de cel binnengaan.
In een oplossing waar de osmotische waarde hoger is zal water de cel uitgaan.