Quintilianus, leraar in de retoriek (ca. 35-100), beschrijft Livius’ stijl in zijn handboek voor de welsprekendheid met de term lactea ubertas ‘overvloedigheid van melk’, ‘romige overvloedigheid’. Hiermee bedoelt hij dat Livius’ zinnen de zuiverheid en rijkdom van melk (lac) hebben. Zijn zinnen lopen soepel en vloeiend, zeker als we ze vergelijken met de vaak compacte en gedrongen zinnen van andere Romeinse geschiedschrijvers.