deel 3

Cards (10)

  • radiator: staan altijd aan een raam omdat daar de meeste lucht is op lagere temperatuur
  • warmtetransport tegengaan:
    = isoleren
    = zorgen dat de warmte zoveel als mogelijk binnen of buiten blijft
  • zon op sneeuw maakt blind
  • huis isoleren:
    isolatiemateriaal:
    • bestaat uit wol en lucht: slechte warmtegeleider
    • aluminiumfolie: weinig absorptie van warmtestraling
    • spouw: bevat lucht en isolatiemateriaal
    zon naar binnen tegen wol, warmte binnen tegen aluminiumfolie
  • huis isoleren:
    beglazing: tussen beide ramen bevindt zich droge lucht of een ander gasmengsel --> de warmtegeleiding wordt zoveel als mogelijk beperkt
    soms is er een extra coating om de absorptie van warmtestraling te beperken --> folie op raam
    gas --> zeer slechte warmtegeleider
  • huis isoleren:
    isoleren van holtes / spleten: door het afdichten van spleten kan de warmtestroming beperkt worden --> warmte stroomt van hoge naar lage temperatuur --> koude bestaat niet
    pur of piepschuim
  • onderkoeling: Hoe voorkomen dat je onderkoelt geraakt?
    doel: beperken dat er veel vocht verdampt want dan onttrek je warmte aan je lichaam
    dus:
    • natte kleding uittrekken en proberen warme kleding (vb. wollen trui) aan te trekken: warmtegeleiding beperken
    • uit de wind staan: warmtestroming beperken
    • aluminiumfolie (onderkoelingsdeken) gebruiken: warmtestraling beperken
  • brand: laag bij de grond blijven aangezien de warme lucht en rook stijgt wegens transport van warmte door stroming
  • systeem (= een voorwerp, hoeveelheid materie)
    grens van een systeem met de omgeving
    • open: overdracht van materie en warmte / energie vb. tas koffie
    • gesloten: geen overdracht van materie, wel van warmte / energie vb. kookpot
    • geïsoleerd: geen overdracht van materie en warmte / energie vb. thermos
    overdracht van materie = massatransport
    overdracht van warmte / energie = warmtetransport
  • warmtetransport tegengaan: isoleren:
    1. warmtegeleiding: materialen gebruiken die niet zo goed de warmte geleiden (vb. glas, hout)
    2. warmtestroming: zorgen dat er geen tussenstof is die voor stroming kan zorgen (vb. spleten dichten)
    3. warmtestraling: zorgen voor materiaal dat de straling weerkaatst (vb. aluminiumfolie --> straling reflecteert, piepschuim)