deel 7

Cards (16)

  • de deltathèta(Q)-grafiek is voor elke stof een rechte door de oorsprong
    recht evenredig verband tussen deltathèta en Q
    de temperatuurverandering bij dezelfde warmtetoevoer is groter voor olie dan voor water: olie warmt makkelijker op
    de helling van de grafiek wordt bepaald door de soort stof
  • de deltathèta(m)-grafiek is een hyperbooltak
    als de massa verdubbelt, dan halveert de temperatuurverandering
    omgekeerd evenredig verband
  • voor een systeem met een grote warmtecapaciteit is er een kleine temperatuurverandering als er warmte wordt toegevoegd
    hoe kleiner de helling van de deltathèta(Q)-grafiek, hoe groter de warmtecapaciteit
  • deltathèta/Q = constante
    deltathèta(Q)-grafiek: rechte door de oorsprong
  • thèta(Q)-grafiek is een rechte die de verticale as snijdt bij de begintemperatuur
    lineair verband tussen de temperatuur en de warmte
    als de warmte gelijkmatig wordt toegevoegd, stijgt de temperatuur gelijkmatig
  • warmte ≠ (absolute) temperatuur
    warmte = energievorm
    (absolute) temperatuur = toestandsgrootheid
  • absolute temperatuur T
    = toestandsgrootheid
    = de temperatuur is de maat voor de gemiddelde bewegingsenergie of kinetische energie van de afzonderlijke molecule (de deeltjes)
    = of de temperatuur van een voorwerp wordt bepaald door de warmte die het uitstraalt
    T > 0 K (absolute nulpunt) --> deeltjes van een stof bezitten een (tril)snelheid
  • niet alle deeltjes in de stof hebben dezelfde ogenblikkelijke snelheid --> maar bij een constante temperatuur is de gemiddelde snelheid van de deeltjes constant
    hoe hoger de temperatuur van de stof, hoe groter de snelheid van de deeltjes
    deeltjes hebben een massa en een snelheid --> bezitten dus kinetische energie
  • warmte(hoeveelheid) Q
    = thermische energie
    = is energie die spontaan wordt overgedragen tussen (2) systemen als gevolg van temperatuurverschil = energietransport of energieoverdracht
    --> warmte gaat over van een lichaam met hoge temperatuur naar een lichaam met lagere temperatuur
    • arbeid ≠ energie: door een verschil in energie (mechanische, chemische, ...) kan er arbeid geleverd worden
    • warmte ≠ inwendige energie: door een verschil in inwendige energie kan er warmte overgedragen worden
    • het verschil in inwendige energie wordt niet noodzakelijk volledig overgedragen in warmte --> het systeem kan de inwendige energie omzetten in warmte én arbeid
  • warmte(hoeveelheid) Q = warmte wordt overgedragen van een systeem met hoge temperatuur naar een systeem met lagere temperatuur
  • warmte opnemen: de temperatuur van het systeem is kleiner dan de temperatuur van de omgeving --> warmtehoeveelheid is positief: Q > 0 J
    warmte afgeven: de temperatuur van het systeem is groter dan de temperatuur van de omgeving --> warmtehoeveelheid is negatief: Q < 0 J
  • door de energie-uitwisseling is er een temperatuurverandering (als er geen faseovergang optreedt)
  • merkbare warmte: de warmte die toegevoegd of afgestaan wordt en waardoor de temperatuur van een systeem verandert
  • inwendige energie Uinw in J --> microscopisch
    = de som van alle vormen van energie die inwendig in het systeem aanwezig zijn
  • E --> macroscopisch