Duits hoofdstuk 2 (3VWO)

Subdecks (2)

Cards (215)

  • De arm
    der Arm
  • de buik
    der Bauch
  • de arts, de dokter
    der Arzt
  • de hooikoorts
    der Heuschnupfen
  • het lichaam
    der Korper (o met dubbele puntjes)
  • de maag
    der Magen
  • de mond
    der Mund
  • de nek
    der Hals
  • het ongeluk
    der Unfall
  • de rug
    der Rucken (dubbele punt op de u)
  • de spierpijn
    der Muskelkater
  • de vinger
    der Finger
  • de voet
    der FuB
  • de apotheek
    die Apotheke
  • de hand
    die Hand
  • de gezondheid
    die Gesundheit
  • de griep
    die Grippe
  • de neus
    die Nase
  • de verkoudheid
    die Erkaltung (dubbele punt op de a)
  • de ziekte
    die Krankheit
  • het been
    das Bein
  • het gezicht
    das Gesicht
  • de koorts
    das Fieber
  • het medicijn
    Das Medikament
  • het oor
    das Ohr
  • het ziekenhuis
    das Krankenhaus
  • de kiespijn
    die Zahnschmerzen
  • de keelpijn
    die Halsschmerzen
  • de pijn
    die Schmerzen
  • de rugpijn
    die Ruckenschmerzen (dubbele punt op de u)
  • gewond raken= sich verletzen
  • naar de dokter gaan
    zum Arzt gehen
  • overgeven
    sich ubergeben (dubbele punt op de u)
  • pijn doen
    wehtun
  • slapen
    schlafen
  • Zich snijden
    Sich schneiden
  • zich branden
    Sich verbrennen
  • zich voelen
    Sich fuhlen (dubbele punt op u)
  • zweten
    schwitzen
  • beterschap
    Gute Besserung