Biologie H10

Cards (69)

  • Bacteriën die je gezondheid bevorderen in de vorm van medicatie: Probiotica
  • Onverteerbare plantendelen waar nuttige bacteriën van leven: prebiotica
  • verkleint de kans op schadelijke bacteriën: hygiëne
  • voedingsmiddelen bestaan uit voedingsstoffen: koolhydraten, vetten, eiwitten, water, mineralen en vitaminen
  • leveren energie in de vorm van ATP: koolhydraten
  • brandstof/bouwstof voor membranen en hormonen en als warmte isolatie: vetten
  • brandstoffen/bouwstoffen maar wordt niet opgeslagen: eiwitten
  • bouwstof voor je cellen, transportmiddel en warmtebuffer: water
  • bouwstof, spelen rol bij processen in je lichaam: mineralen
  • mineralen die je weinig nodig hebt: spoorelementen
  • essentiële voedingsstoffen die je lichaam in kleine hoeveelheid gebruikt: vitaminen
  • onverteerbare plantaardige koolhydraatmoleculen: voedingsvezels
  • aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, advies over dagelijkse consumptie: ADH
  • stoffen die zijn toegevoegd voor houdbaarheid en aantrekkelijkheid: additieven
  • aanbevolen dagelijkse inname, max hoeveelheid additieven die je mag: ADI
  • Heftige reactie op een normale voedingsstof: voedselallergie
  • afbraak van moleculen uit voeding door enzymen: vertering
  • voedsel begint met verteren in de mond
  • kiezen malen voedsel in stukjes, makkelijker verteerbaar: mechanische verkleining
  • speeksel bevat: amylase, breekt zetmeelmoleculen af; slijm, voedselbrokken kun je makkelijker doorslikken; eiwitten, met mondbacterie- en schimmeldodende werking
  • slokdarm duwt voedsel naar beneden mbv peristaltische bewegingen, lengte spieren voor voedsel trekken samen
  • maagsap bestaat uit: zoutzuur, laat eiwitten opzwellen en activeert eiwit splitsende enzymen en dood veel bacteriën; pepsinogeen, inactief pro-enzym, onder invloed van zoutzuur ontstaat actieve peptase --> breekt eiwitten tot polypeptiden; slijm
  • Alvleessap bevat: amylase, tryptase en lipase
  • verteren koolhydraten, DNA/RNA, polypeptiden of vetten: darmsapklieren
  • dunne darm heeft groot oppervlak door darmplooien die villi (darmvlokken) bevatten. microvilli zitten aan de buitenkant van dekweefselcellen van de darmwand, vergroot oppervlak.
  • bewerkt en slaat stoffen op: lever
  • vetachtige stoffen gaan eerst via lymfevaten en komen pas bij sleutelbeenaders in het bloed.
  • blind eindigend stuk, tussen dikke- en dunne darm in: blinde darm
  • opsla voor ontlasting: endeldarm
  • in blinde darm en appendix blijven bacteriën aanwezig voor herbevolken van dikke darm
  • organismen gebruiken enzymen om grote moleculen af te breken
  • eiwitten, koolhydraten, vetten en DNA: macromoleculen
  • bij vertering in de darmen breken de atoombinding. Het kost energie om te starten: activeringsenergie
  • om te zetten macromolecuul: substraat molecuul
  • substraat bindt aan actieve plaats van enzymmolecuul: enzymsubstraatcomplex
  • lichaam gebruikt verteringsenzymen, niet verbruikt!
  • enzymen reageren substraatspecifiek, reactie voor één type substraat katalyseren
  • splitsing mbv water: hydrolyse
  • opbouwreactie (assimilatie) waarbij water afsplitst: condensatie
  • bij temperatuurverhoging/verkeerde PH/ te weinig activiteit kunnen enzymen denatureren --> ruimtelijke structuur verliezen, waardoor de werking verloren kan gaan.