ADD: afasie, dysartrie en dysfagie

Cards (190)

  • Assensysteem (Sandt)
    1. Afasie (syndroom)
    2. Somatische status
    3. Neurologische en neuopsychologische uitval
    4. Psychosociale stressors
    5. Sociale omstandigheden
  • Cliënt komt binnen en dan ga je hem onderzoeken:
    •  Eerste indruk: AAT, Screeling (CAT)
    • Hypothese: hoe functioneert het SS, speech output lexicon en de foneembuffer?
    • Hypothese testen
    • Eerste trap: AAT, screeling
    • Tweede trap: BBT, SAT
    • Daarna functionele communicatie: scenario, ANTAT
  • Ellis & Young model
    Is op woordniveau, geeft ongeveer weer hoe woorden in ons hoofd opgeslagen zitten
  • Ellis & young model bestaat uit 4 taalmodaliteiten
    • Spreken
    • Luisteren/begrijpen
    • Lezen
    • Schrijven
  • Elke poot van het model is een modaliteit:
    • Auditieve-analysesysteem - Auditieve-inputlexicon - semantisch systeem = luisteren/begrijpen
    • Visuele-analysesysteem - visuele-inputlexicon - SS = lezen
    • Fonologische codering (buffer) - fonologisch-outputlexicon - SS = spreken
    • Grafemische codering (buffer) - grafemische-outputlexicon - SS = schrijven
  • Bovenzijde semantisch systeem
    Alles aan de bovenzijde van het semantische systeem is receptief
  • Onderzijde semantisch systeem
    Alles aan de onderzijde van het semantische systeem is expressief
  • Grafeem
    Een geschreven letter
  • Parafasieën
    Verspreken
  • Auditief analysesysteem
    Onderscheid klank van alle andere klanken, slaat klanken op die je hoort. Lengte speelt een rol.
  • Auditief input lexicon
    Kijk je of je het woord kent of niet, vocabulaire opgeslagen van woorden die je al vaker hebt gehoord. Frequentie van woorden, hoe vaak heb je een woord gehoord speelt mee hoe snel je een woord herkent.
  • Semantisch systeem - modaliteit: luisteren
    Lemma's liggen opgeslagen, wat betekenen woorden. Voorstelbaarheid is belangrijk, hoe kan jij iets voor je zien. Hoe concreter iets is, hoe makkelijker je het op kan roepen. Hoe abstracter, hoe moelijker je iets op kan roepen. Moeite met alle modaliteiten. Niet genoeg semantische informatie.Je moet deze hele poot doorlopen om te begrijpen wat iemand zegt.
  • Semantisch systeem voorbeelden
    1. Voorbeeld: olifant hoort iemand als ofilant of straat word staart, moeite met taalbegrip/ begrijpen van gesproken talen
    2. 2. Voorbeeld: je herkent het woord wat gezegd word niet, zelfde fouten kunnen voorkomen als bij de eerste stap. Onderscheiding komt nog. Er is een fout in de woordvorm op dit gebied
    3. 3. Voorbeeld: verkeerde betekenis koppelen aan het woord. Je kan het niet goed voor je zien, je denkt bijvoorbeeld bij een olifant aan een zitvlak met 4 poten en je ziet een stoel voor je of aan een ander dier met 4 poten.
  • Visuele analysesysteem
    herken ik deze letters, onderscheiden van andere symbolen. Volgorde letters vaststellen.
  • Visuele inputlexicon
    herken ik het woord
    Ook weer woordvorm
  • Voorbeeld visuele inputlexicon
    1. Voorbeeld: je herkent de (volgorde van) letters niet. Letters liggen hier opgeslagen. Lengte heeft invloed
    2. 2. Voorbeeld: onregelmatig gespelde woorden lukt je niet om te lezen. Onregelmatig gespeld = je schrijft het niet zoals je het uitspreekt. Frequentie speelt een rol.
  • Foneembuffer
    klanken op de goede volgorde aanbieden. Gaat fout op klankniveau. Lengte speelt een rol.
  • Fonologisch output lexicon
    gesproken woordvormen liggen opgeslagen. Een soort raster waar zowel de klanken, als de klemtoon etc opgeslagen liggen. Frequentie speelt een rol 
    Fout: er mist een letter, verkeerde volgorde, klemtoon verkeer.
    Gaat fout op lettergreepniveau. Olifant -> lifanto.
  • Semantisch systeem - modaliteit: spreken
    woordvormen koppelen aan een betekenis gaat fout. Neologisme kan voorkomen = nieuw verzonnen woord.
  • Grafeembuffer
    klanken op de goede volgorde opschrijven. Lengte heeft invloed.
  • Grafemisch output lexicon
    grafemen liggen hier opgeslagen. Schrijven van onregelmatig gespelde woorden gaat fout. Woorden schrijf je verkeerd op. Frequentie heeft invloed
  • Semantisch systeem - modaliteit: schrijven

    betekenis van een woord gaat fout, verkeerd woord opgeschrijven.
  • AAS -> FB
    een woord horen wat je niet kent (nonsenswoorden) en het na kunnen zeggen, buiten SS om
  • VAS -> FB
    lezen van nonsenswoorden, buiten SS om
  • Recurring utterances (RU)
    • Terugkerende herhalende uiting. Bijvoorbeeld Po-po-po-po-po of tu-tu-tu-tu. Het is meestal een klinker met een medeklinker, soms kan het ook dingen zijn als klek-klek-klek maar komt minder voor. 
  • Taal automatisme
    het is een vormvaste uitdrukking, die niet passend is in de context en waarnaast andere taal nog geproduceerd wordt. Hier hebben wij allemaal last van, zoals bijvoorbeeld het woord: gewoon. Dit kan je in je zin weglaten want het is niet van belang.
  • Echolalie
    de spreekpartner voortdurend herhalen zoals als iemand zegt goedemorgen mevrouw Jansen wordt dat herhaalt door de patiënt.
  • Perseveratie
    • dan blijf je hangen, zoals een kras op een plaat. Bijvoorbeeld eerste plaatje is hond, dan is het volgende plaatje ook hond en de volgende. Het kan ook gebeuren in handelingen, zoals het scheren van de bovenlip en dat blijven herhalen. 
  • Fonematische parafasie
    verspreking betreft klanken, wilt zeggen telefoon maar wordt letefoon, feletoon
  • Semantische parafasie
    Verspreking betreft betekenis, wilt zeggen hond maar zeggen kat. Woord uit dezelfde categorie
  • A-grammatisch
    Dit is iemand die niet vloeiend spreekt, dit noem je ook wel telegramstijl. Reduceren van zinnen naar inhoudswoorden. Het zijn veel zelfstandige naamwoorden en onvervoegde werkwoorden. 
  • Neologisme
    Neo = nieuw, Logo = woord, alle parafasieen leiden tot een niet bestaand woord is neologisme. 
  • Empty speech
    lege taal/spraak, iemand kletst veel maar zegt eigenlijk niks. 
  • Jargon
    als mensen zoveel parafasieen dat er geen touw meer vast aan te knopen is (veel neologisme), dan is het jargon. 
  • Hemianopsie
    hemi is halfzijdige, an is niet, opsie is zien. Dus Halfzijdig niet zien. Linkerkant van het lijf wordt geregeld met de rechterhelft van de hersenen en vice versa. Je kan met beide ogen de helft niet zien, mensen missen een stuk van hun gezichtsveld. Dit kan veroorzaakt worden door een beroerte, dit is dus een brein probleem en niet oog probleem.

    • Compenseren doormiddel van hoofd bijdraaien
    • Komt vaak voor bij verlies rechtergezichtsveld (laesies bij linkerhemisfeer)
  • Afasiepatiënt en gespreksvoering
    • Trechteren, dus korte zinnen
    • Kernwoorden opschrijven
    • Gebaren
    • Tekenen
    • Wijzen
    • Respectvol omgaan met de persoon
    • Empathie tonen!
  • Linguistische niveaus
    • Semantiek
    • Fonologie
    • Syntaxis
    • Morfologie
    • Pragmatiek
  • Paragrammatisch
    spreken in normale snelheid en intonatie. Gebruiken vaak lange ingewikkelde zinnen die grammaticaal niet kloppen. Weinig tot geen inhoudswoorden.
  • Broca-afasie
    iemand begrijpt korte en simpele zinnen
  • Wernicke afasie
    Iemand vindt het moeilijk te begrijpen wat je zegt. Patiënten kunnen woorden uitspreken maar er zit geen logica in wat ze zeggen