C18; regulatie van de spijsvertering

Cards (64)

  • Sympathisch inhibeert GI-functies.
  • Vertering: afbraak van grote voedselmoleculen in kleinere subunits
  • Motiliteit: beweging van voedsel door maagdarmkanaal
  • Secretie: endocriene en exocriene afgifte
  • Absorptie opname van verteerde voedseldelen in bloedbaan of lymfestelsel
  • Motiliteit→Beweging van voedsel door het maag-darmkanaal
  • Migrating motor complex
  • Reeks contracties van maag tot dikke darm
  • Voor verwijdering van voedselrestanten en bacteriën uit de dunne darm.
  • Tussen maaltijden in wanneer niets gegeten is
  • Golf contracties van 1 segment naar het volgende
  • De hele muscularis externa duwt de voedselprop voort.
  • Tijdens of kort na een maaltijd
  • Circulaire spierlaag (rondom) samen met longitudinale spierlaag.
  • Segmentale contracties
  • Contracties van de circulaire spierlaag die ervoor zorgen dat de voedselbrij mengt met enzymen en contact maakt met het darmepitheel voor absorptie
  • Voornamelijk circulaire spierlaag, amper voortbeweging
  • Slow waves
  • Het gladde spierweefsel in de circulaire laag van de muscularis externa vertoont regelmatige en graduele depolarisaties → slow waves.
  • Slow waves kunnen aanleiding geven tot a.p die weer andere spiercellen kunnen activeren d.m.v gap junctions.
  • Deze golf van spiercontracties vormt de basis van peristaltiek.
  • Hangt af van Enterisch Zenuwstelsel
  • De stoffen worden omgezet (vaak naar polaire, hydrofiele stoffen) en daarna uitgescheiden.
  • Gal zit verbonden met galgangen.
  • Cholesterol en bilirubine zijn afbraakproducten van hemoglobine.
  • Regulatie van GI-functies (motiliteit en secretie) wordt veroorzaakt door het enterisch zenuwstelsel en is onafhankelijk van externe invloeden.
  • Vet-oplosbare stoffen zijn gevaarlijk omdat ze door het membraan kunnen.
  • Door er een OH groep aan te koppelen, wordt de stof reactiever gemaakt (polair).
  • Hierdoor is het makkelijkere een grotere polaire groep aan te binden waardoor een groter molecuul ontstaat die nergens meer mee kan reageren of heen kan.
  • Galduct en pancreasduct komen gezamenlijk uit in het duodenum, via de sfincter van Oddi.
  • Water en galzouten zijn belangrijk voor emulsificatie van vetten waardoor vetdruppeltjes bereikbaar zijn voor pancreaslipase.
  • Eigen zenuwstelsel van de darmen loopt door de hele darm heen en krijgt informatie over de darm en reageert hier vervolgens op.
  • Gal wordt opgeslagen in galblaas en wordt uitgescheiden bij aanwezigheid van voedsel.
  • CCK stimuleert galblaascontractie en relaxatie van de sfincter van Oddi, in respons op eiwitproducten en vetten.
  • CCK en secretine reguleren de afgifte van gal: Secretine stimuleert galafgifte door de lever, in respons op een zuurder wordende omgeving.
  • Er vindt afbraak van endogene en exogene stoffen plaats in het ER.
  • Hepatocyten bevatten veel SER.
  • Zenuwen in de darm krijgen informatie van receptoren in GI tract wand en reageren hier vervolgens op.
  • Gal wordt continu geproduceerd door hepatocyten in de lever en wordt afgegeven aan de gal ductus.
  • Bereikt niet altijd drempelwaarde (en dus niet altijd depolarisatie) en zijn stuk langzamer dan pacemakercellen in hart