P6; ecg en bloeddrukbepaling

Cards (19)

  • ECG: een weergave van de optredende potentiaalverschillen op de huid, ten gevolge van cellulaire actiepotentialen van de hartspieren.
  • Bloeddrukmeting: Als de druk voldoende hoog is, wordt de armslagader volledig afgesloten waardoor er geen bloedstroom meer is.
  • Wordt de druk van de manchet nu langzaam verminderd dan zal er op een bepaald moment weer een kleien hoeveelheid bloed door de arterie kunnen stromen (net onder de systolische druk).
  • Op het moment dat het bloed weer vrijelijk kan doorstromen wordt de diastole bloeddruk gemeten.
  • Drukverschil = hoogteverschil.
  • P-R interval = AV-vertraging.
  • Meer bewegen -> meer zuurstof nodig.
  • Liggenopstaan -> opeens meer druk nodig.
  • Hogere hartslag: Sympatische activiteit.
  • HF  SA knoop.
  • PQ-tijd  AV knoop.
  • QRST-tijd  Myocard.
  • Ademhaling: Volledige uitademing o Hartslag daalt.
  • Diepe inademing o Hartslag stijgt.
  • Adem vasthouden o Hartslag daalt extra.
  • Komt door baroreceptoren in thorax.
  • Als je uitademt, stijgt de druk in de thorax.
  • Hierdoor stijgt de bloeddruk, waardoor baroreceptoren hierop reageren door de ademhalingsfrequentie te verminderen.
  • Het parasympatische zenuwstelsel wordt gestimuleerd, die de werking van de SA-knoop en AV-knoop verminderd.