English vocabulary

Cards (45)

  • a giraffe = een giraf
  • a camel = een kameel
  • an ostrich = een struisvogel
  • a rhino = een nijlpaard
  • a wallaby = een kleine kangoeroe
  • a duck : een eend
  • a vulture = gier
  • a monkey = aap
  • a tiger = een tijger
  • a lion = een leeuw
  • a sea lion = een zee leuw
  • a rabbit = een konijn
  • a guinea pig =cavia
  • a ferret = een fret
  • a snake = een slang
  • a lizard = een hagedis
  • a tortoise = een schildpad
  • a tarantula = een spin
  • a penguin = een penguin
  • wildlife = dieren in het wild
  • species = een soort
  • marsupual = buideldier
  • mammal = zoogdier
  • predator = roofdier
  • cub = welp/ baby dier
  • pouch = buidel
  • tail = staart
  • wing = vleugel
  • feather = veer
  • endangered = bedreigde diersoort
  • male = mannelijk
  • female = vrouwelijk
  • exotic = exotische
  • native = binnenlands, inheems
  • to breed = fokken
  • chase a prey = prooi najagen
  • hibernate = overwinteren
  • to mate = paren
  • habitat = leefgebied
  • salt water = zout water