Casus 4

Cards (8)

  • Lipofiel = vetoplosbaar, apolair. Kunnen door hersen-bloed barrière.
    Hydrofiel = water oplosbaar, polair. Blijven in bloedplasma en interstitium.
  • Manieren om geneesmiddelen toe te dienen:
    • Enteraal = toediening via maagdarmstelsel. (Oraal, sonde)
    • Parenteraal = toediening via alles buiten maagdarmstelsel. (intraveneus, intramusculair, pleister, etc).
    • Lokaal = toediening direct op betreffende orgaan. (oogdruppels, zalf)
  • ADME = absorptie, distributie, metabolisme, excretie
  • Verdelingsvolume = hoeveelheid geneesmiddel / plasmaconcentratie op t=0.
  • Halfwaardetijd:
    t1/2=t1/2 =(ln(2)Vd)/Cl (ln(2)\cdot Vd)/Cl
  • Renal clearance (C):
    C=C =UV/P UV/P
  • Nierfunctie meten:
    • Creatinine = afvalproduct uit spieren. 100% gefilterd, niet gereabsorbeerd en beetje gesecreerd. Voordeel: geen 24uur urine verzamelen. Nadelen: Pas bij GFR<50% is het zichtbaar aan serum creatinine concentratie én GFR wordt beetje overschat door secretie.
    • Inuline = intraveneus toedienen. 100% gefilterd, niet gereabsorbeerd en niet gesecreerd. Voordeel: perfect voor GFR. Nadeel: 24 uur urine verzamelen.
    • Para-aminohippuurzuur = meting voor renal plasma flow (RPF). Wordt sowieso uit plasma gehaald in nier, dus als alles eruit is heeft de nier al het bloed gezien.
  • Filtratie fractie = ratio tussen GFR en RPF. Het is de fractie van het vocht dat de nieren bereikt dat effectief gefilterd wordt en in de proximale tubulus terecht komt.
    FF=FF =GFR/RPF100 GFR/RPF \cdot 100%