Save
LAT - vocabulaire šļø
paasexamen š£
Latijn - voc. 781-800
Save
Share
Learn
Content
Leaderboard
Learn
Created by
Clara Hana
Visit profile
Cards (20)
varius
~
a
, ~
um
afwisselend
dexter
dextra
,
dextra
rechts
integer
integra
,
integrum
ongeschonden
mensis
mensis
m.
de maand
sol
solis
m.
de zon
quies
quietis
v.
de rust
ratio
rationis
v.
de rekening
;
de redenering
acies
aciei
v.
de slagorde
habitare
~
o
wonen
exercere
~
eo
oefenen
licere
+
dat.
~
et
het
is
toegelaten
oportere
~
et
het
is
nodig
quiescere
~
o
[quievi, quietum]
rusten
fere
(
bijwoord
)
bijna
;
meestal
mane
(
bijwoord
)
ās morgens
modo
(
bijwoord
)
slechts
;
zojuist
numquam
(
bijwoord
)
nooit
potius
(
bijwoord
)
eerder
;
liever
altus
~
a
, ~
um
hoog
;
diep
ignis
ignis
m.
het vuur