Latijn - voc. 781-800

Cards (20)

  • varius
    ~a, ~um
    afwisselend
  • dexter
    dextra, dextra
    rechts
  • integer
    integra, integrum
    ongeschonden
  • mensis
    mensis m.
    de maand
  • sol
    solis m.
    de zon
  • quies
    quietis v.
    de rust
  • ratio
    rationis v.
    de rekening; de redenering
  • acies
    aciei v.
    de slagorde
  • habitare
    ~o
    wonen
  • exercere
    ~eo
    oefenen
  • licere + dat.
    ~et
    het is toegelaten
  • oportere
    ~et
    het is nodig
  • quiescere
    ~o
    [quievi, quietum]
    rusten
  • fere
    (bijwoord)
    bijna; meestal
  • mane
    (bijwoord)
    ā€˜s morgens
  • modo
    (bijwoord)
    slechts; zojuist
  • numquam
    (bijwoord)
    nooit
  • potius
    (bijwoord)
    eerder; liever
  • altus
    ~a, ~um
    hoog; diep
  • ignis
    ignis m.
    het vuur