11.1 & 11.2

Cards (39)

  • In de puberteit maken jongens voor het eerst zaadcellen. Dit zijn de voortplantingscellen van een man.
  • De productie van zaadcellen komt op gang door hormonen uit de hypofyse. Deze hormonen komen via het bloed bij de zaadballen.
  • Als de hormonen van een jongen via het bloed bij de zaadballen komen gebeuren er 2 dingen: De zaadballen gaan zaadcellen maken vanaf dit moment is een jongen vruchtbaar. De zaadballen maken het hormoon testosteron hierdoor blijft de zaadcelproductie op gang en ontstaan de secundaire geslachtskenmerken.
  • Een jongen merkt voor het eerst dat hij vruchtbaar is als hij: een zaadlozing heeft gehad. De zaadcellen komen dan voor het eerst via de penis naar buiten.
  • De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen
  • De zaadballen en bijballen liggen in de balzak
  • Eicellen rijpen voor het eerst in de puberteit. Hormonen uit de hypofyse geven de eierstokken een seintje en een onrijpe cel neemt hierdoor vocht en voedingsstoffen op.
  • Als een meisje ongesteld word merkt ze dat ze vruchtbaar is.
  • In de eierstokken wordt het vrouwelijk geslachtshormoon geproduceerd: oestrogeen. Hierdoor ontstaan ook de secundaire geslachtskenmerken.
  • Een meisje is eens in de 28 dagen ongesteld. Wat er van de ene menstruatie naar de andere gebeurd heet een menstruatie cyclus.
  • In de cyclus gebeurd het volgende:
    1. Er rijpt een eicel in een van de eierstokken
    2. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker
    3. Ovulatie
    4. Menstruatie
  • De eicel ligt in een blaasje. Deze heet een follikel.
  • Tijdens de ovulatie barst er een follikel open en komt de rijpe eicel in de eileider. Dit heet een ovulatie.
  • De dagen rond de eisprong heten de vruchtbare periode.
  • 2 weken na de ovulatie laat het dikke slijmvlies los en dat is de menstruatie.
  • De menstruatie wordt door 4 verschillende hormonen geregeld
    1. FSH
    2. oestrogeen
    3. LH
    4. progestoron
  • De hypofyse hormonen zijn: FSH en LH
  • De menstruatie cyclus wordt geregeld door de hypofyse, die het hormoon FSH afstuurt.
  • De concentratie in het bloed stijgt tijdens de menstruatie cyclus.
  • Groeiende follikels produceren voor ovulatie voornamelijk oestrogeen.
  • Oestrogeen remt de productie van FSH en stimuleert de groei van het baarmoederslijmvlies.
  • Oestrogeen stimuleert ook de productie van LH.
  • Door de stijging van LH in het bloed treedt er de ovulatie op.
  • LH zorgt er nu voor dat de lege follikel gaat groeien en geel gekleurd vet opneemt.
  • Het gele lichaam produceert nu ook progesteron.
  • Progesteron remt de productie van FSH en LH.
  • Er rijpen geen eicellen meer tijdens de menstruatie cyclus.
  • Als de eicel niet is bevrucht, neemt de productie van oestrogeen en progesteron af.
  • De menstruatie cyclus begint als de productie van oestrogeen en progesteron afneemt.
  • Oestrogeen en progesteron komen vanuit de follikel.
  • Het versmelten van de kern van een zaadcel en de kern van een eicel heet een bevruchting.
  • Vanaf de innesteling is de vrouw zwanger
  • Ongeveer 5 dagen na de bevruchting ontstaat in het bolletje cellen een holte. Binnen in zit een groepje cellen: de kiemschijf. Hieruit ontstaat de embryo.
  • De buitenste cellen van de embryo vormen vlokken. Die vlokken groeien het baarmoederslijmvlies binnen. De vlokken worden later de placenta.
  • Tussen de vlokken en de kiemschijf ontstaat een steel. Dat is de navelstreng.
  • De vlokken maken het hormoon HCG.
  • HCG heeft 2 effecten:
    1. Het voorkomt dat er een nieuwe eicel gaat rijpen.
    2. Het zorgt ervoor dat het baarmoederslijmvlies niet wordt afgestoten.
  • Een voorbehoedsmiddel moet aan 3 eisen voldoen.
    1. het voorkomt zwangerschap
    2. Het is makkelijk in gebruik
    3. Het is niet schadelijk voor je gezondheid.
  • Bij een noodgeval kan je de morning-afterpil gebruiken