nederlands woordenschat 3

Subdecks (1)

Cards (101)

  • dominant
    overheersend en zelfzeker
  • domicilie
    het officiële adres waar men volgens de burgerlijke stand woont
  • dogma
    opvatting die niet te veranderen is
  • dividend
    periodieke uitkering van winst aan de aandeelhouders van een onderneming
  • diversiteit
    verscheidenheid, variatie
  • dito
    gelijk aan het genoemde, van hetzelfde
  • distantiëren
    afstand nemen
  • dissecteren
    Ontleden van een lichaam
  • diskrediet
    gebrek aan vertrouwen, ervoor zorgen dat iedereen het vertrouwen in iets of iemand verliest
  • discretie
    geheimhouding, stilzwijgendheid
  • discrepantie
    situatie waarbij twee dingen niet overeenstemmen
  • dilettantisme
    oppervlakkige beoefening van kunst of wetenschap
  • dilemma
    situatie waarbij je niet weet wat je moet kiezen
  • diaboliseren
    iemand systematisch ongunstig voorstellen
  • determineren
    vaststellen, bepalen, besluiten
  • destructief
    geneigd tot vernietigen
  • desolaat
    plaatsen waar niemand is, verlaten, afgezonderd
  • desillusie
    teleurstelling, ontgoocheling
  • deontologie
    Een ethische stroming die uitgaat van absurde gedragsregels, vaak gesteld als normen
  • demonstratief
    opvallend, zodat iedereen het ziet of hoort
  • democratisch
    iets waarbij iedereen inspraak heeft
  • degressief
    in zekere verhouding afnemend in verband met, gekoppeld aan de stijging van iets anders
  • deflatie
    waardevermeerdering van geld
  • deficit
    tekort, gebrek
  • deeleconomie
    Een systeem waarin delen en collectief consumeren centraal staat
  • debetsaldo
    negatieve stand van de bankrekening of geoorloofde debetstand, roodstand
  • de kool en de geit willen sparen
    alle partijen tevreden willen stellen
  • de kat uit de boom kijken
    een afwachtende houding aannemen
  • de kat de bel aanbinden
    het probleem aanpakken
  • De gelegenheid maakt de dief
    de mogelijkheid om kwaad te doen verleidt je ertoe
  • essentie
    de hoofdzaak
  • casus
    geval vooral als voorbeeld om te bestuderen of van te leren
  • de boot afhouden
    niets mee te maken willen hebben
  • de bomen groeien niet tot in de hemel
    De mogelijkheden zijn beperkt.
  • dat zet geen zoden aan de dijk
    dat heeft geen zin
  • dat zal kwaad bloed zetten
    daar worden mensen boos van
  • dat is ver van mijn bed

    Daar trek ik mij niets van aan
  • dat is een gesloten boek
    dat is een geheim
  • dat heeft hem de das omgedaan

    Dat was de aanleiding tot zijn mislukking
  • dat hangt als droogzand aan mekaar
    dat is niet stevig