Frans woordjes courant 3

Cards (47)

De moordenaar (a)= l'assassin
De moordenaar (m) = le meurtrier
De verkrachter = le violeur
De dief = le voleur
De ontsnapte = l'échappé
De gijzelaar =l'otage
De moordpartij =la tuerie
De beschadiging = l'endommagement
De inbraak = le cambriolage
De overval = le braquage
De agressie = l'agression
De arrestatie = l'arrestation
De inbeslagname = le saisissement
De beschuldiging = l'accusation
De veronderstelling = la présomption
De schuldige = le coupable
De gevabgenis = le centre pénitentiaire
De tussenkomst = l'intervention
Onrust = l'agitation
De samenkomst = l'attroupement
De bende = la bande
De wraak = la vangeance
De kwetsbaarheid = la vulnérabilité
Het motief = le motif
De inval = le coup de filet
Vechten = se bagarrer
Vluchten = s'évader
Op de vlucht slaan = prendre la fuite
Veroordelen = condamner
Vasthouden = détenir
Bewaken = surveiller
Overbrengen = transférer
Onderzoekn = mettre en examen
Kwetsen = atteindre
Samenkomen = s'amasser
Arresteren = interpeller
Betreuren = déplorer
Aanhouden = appréhender
Verdenken = soupçonner
Mishandelen = maltraiter