politiek woordenschat

• onafhankelijk

  indépendant
• grondwet


  constitution
• gemeenschappen


  communauté
• gewesten

  régions
• bevoegheden


  compétences
• uitvoerende macht


  exécutif
• rechters

  juges
• onderwijs


  enseignement
• burger

  citoyen
• binnenlandse zaken


  affaires internes
• kamer van Volksvertegenwoordigers


  chambre des représentants du peuple
• huisvesting

  logement
• tewerkstelling

  emploi
• ontslag nemen


  démissioner
• landbouw


  agriculture
• koninkrijk


  royaume
• de vorst

  monarque
• kroonprins


  prince héritier
• het bewind


  un regime
• onderdrukking


  la répression
• omverwerpen


  renverser
• bevrijden


  libérer
• de grens


  la frontière
• het volk


  le peuple
• het gebied


  la région
• de scheiding


  la séparation
• machtig


  puissant
• de raad


  le conseil
• wethouder


  le conseiller
• de ambtenaar


  le fonctionnaire
• het ambt


  le bureau
• ambtelijk


  officiel
• de medewerker


  l'employé
• het hoofd


  le chef
• benoemen


  nommer
• de inwoner


  le résident
• de Eerste Kamer


  le Sénat
• afvaardigen


  déléguer
• de overheid


  le gouvernement
• het gezag


  l'autorité