11.4

Cards (15)

  • In kernen van cellen zitten chromosomen. Chromosomen bestaan uit een groot deel uit DNA. In DNA staat de bouwbeschrijving van jouw lichaam.
  • Van elk soort chromosoom zijn er 2, dat zijn chromosoomparen. Er zijn in totaal 23 chromosoomparen en dus 46 chromosomen. Alle chromosomen samen noem je het genoom.
  • De geslachtschromosomen bepalen of je een jongen of meisje bent. vrouwen hebben twee keer een x en mannen een x en y.
  • In DNA zitten stoffen. De volgorde waarin deze vier stoffen in het DNA zitten vormt de code voor het maken van eiwitten. De eiwitten bepalen alles wat er in de cel gebeurt.
  • Eigenschappen worden bepaald door een heel klein stukje DNA. de informatie voor 1 eigenschap heet een gen.
  • Een variant op een gen heet een allel. omdat er 2 van elk chromosoom zijn bestaat de informatie van een eigenschap uit twee allelen.
  • Erfelijke eigenschappen worden bepaald door je genen. De informatie op al je genen heet het genotype. Dat wat je ziet van een eigenschap het het fenotype.
  • Aanleg voor sommige eigenschappen is erfelijk, maar om het te kunnen moet je veel oefenen.
  • Niet-erfelijke eigenschappen worden bepaald door invloeden van de omgeving en niet door je genotype
  • Als je geboren wordt met een afwijking of aandoening dan is dat een aangeboren aandoening.
  • Aandoeningen kunnen komen door schadelijk stoffen of ziekteverwekkers die tijdens de zwangerschap door de placenta zijn gegaan.
  • aandoeningen kunnen komen doordat er een fout in het aantal chromosomen zit. Kinderen met het syndroom van down hebben 47 in plaats van 46 chromosomen.
  • een aandoening kan komen door een fout in de structuur van een chromosoom. Er kan een extra stukje DNA zitten of een deel van het DNA is van plaats gewisseld op het chromosoom.
  • Een erfelijke aandoening is een aandoening die je van je ouders erft.
  • door een prenataal onderzoek kun je erachter komen of de baby een aandoening heeft. dit doe je door een echo te maken, een vruchtwaterpunctie dan neem je een beetje vruchtwater uit de baarmoeder of een vlokkentest dan zuigt de arts cellen uit de placenta op.