Save
Les saisons et la météo
Save
Share
Learn
Content
Leaderboard
Learn
Created by
Noa
Visit profile
Cards (51)
de zomer?
l’été
de herfst ?
l’automne
de winter?
l’hiver
de lente?
le
printemps
zomers?
estival
winters?
hivernal
lente-?
printanier-
herfst-?
automnal
Het is mooi weer?
Il fait beau
Het is slecht weer?
Il fait mauvais
Het is rotweer?
Il fait dégueu
(populaire)
Het is warm?
Il fait chaud
Het is koud?
Il fait froid
Het is ijskoud?
Il fait caillant
/
ça
caille
Het regent?
Il pleut
Het sneeuwt?
Il neige
Er is wind / veel wind?
Il y a du vent
/
beaucoup
de
vent
Er is zon / veel zon?
Il y a du soleil
/
beaucoup
de
soleil
Er zijn wolken / veel wolken?
Il y a des nuages
/
beaucoup de nuages
Het ijzelt?
Il y a du verglas
Het is overtrokken / bewolkt?
Il fait couvert
Het is zacht weer?
Il
fait
doux
de zon?
le soleil
De regen?
la pluie
De sneeuw?
la neige
De hagel?
la
grêle
De ijzel?
le verglas
De wind?
le vent
De storm?
la
tempête
het onweer en de bliksem?
l’orage
et
l’éclair
De regenbui?
l’averse
De orkaan?
l’ouragan
De mist?
le
brouillard
Een windstoot?
Une
rafale
de
vent
Een opklaring?
une
éclaircie
Un windhoos?
une tornade
een schade?
un dégât
een buurtbewoner?
un rivernain
naburig?
avoisinant
verwoest?
dévastateur
See all 51 cards