Frans H5 woordjes en grammatica

Cards (112)

  • manger
    eten
  • sauver
    redden
  • hesiter
    twijfelen
  • avoir soif
    dorst hebben
  • avoir faim
    honger hebben
  • avoir besion (de)

    nodig hebben
  • avoir l'air
    eruitzien
  • mettre
    aandoen
  • ca me fait plaisir
    dat vind ik leuk
  • plus tard
    later
  • enfin
    uiteindelijk
  • peut-etre
    misschien
  • trop (de)
    te
  • quelque chose
    iets
  • si
    als
  • gentil, gentille
    lief
  • pret
    klaar
  • la vie
    het leven
  • le verre
    het glas
  • la bouteille
    de fles
  • la rasse
    het kopje
  • la boite
    de doos, het blik
  • la viande
    het vlees
  • le poisson
    de vis
  • le boeuf
    het rundvlees
  • la crepe
    de pannenkoek
  • le fromage
    de kaas
  • la glace
    het ijs
  • le lait
    de melk
  • vas-y!
    ga je gang!
  • raconter
    vertellen
  • reussir
    slagen
  • travailler
    werken
  • commander
    bestellen
  • devenir
    worden
  • apprendre
    leren
  • il faut
    je moet
  • ou
    of
  • le cuisinier
    de kok
  • le repas
    de maaltijd