gedragsverandering

Cards (211)

  • Veranderen heeft twee betekenissen: 
    1. zelf anders vb. Het weer verandert (onovergankelijke verandering)
    2.Doen veranderen vb. Ik verander de inrichting van mijn kamer (overgankelijke verandering)
  • het anders maken = overgankelijke verandering
  • het anders worden = onovergankelijke verandering
  • De professionele beïnvloeding van mensen is er met de bedoeling deze mensen op een of andere manier vooruit te helpen.
  • Agogiek = de leer van het dóén veranderen van mensen
  • Agein = voeren of leiden
  • Kenmerken van agogiek: specifiek

    1. Het gaat om psychosociale verandering
    2. De beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats (kan gaan over betaalt en vrijwillig werk)
    3. De beïnvloeding is doelgericht
    4. De veranderaar werkt systematisch
    5. De beïnvloeding vindt bewust plaats (er is geen sprake van manipulatie (ouders vallen niet onder agogiek)
    6. De verandering wordt door de betrokkenen gewenst
    7. De beïnvloeding wordt vrijwillig ondergaan
    8. De beïnvloeding is niet wederzijds (eenrichtingsverkeerd, beiden worden niet beïnvloed)
    9. (Het gaat om (jong)volwassenen) (bij kinderen pedagogie)
  • Psychosociale verandering = Hoe je je gedraagt tegenover anderen heeft immers alles te maken met hoe je je voelt, wat je denkt en wat je gelooft, dus met het psychische.
  • soorten cliëntsystemen : individuele personen, groepen, organisaties en grotere samenlevingsverbanden.
  • Macro = maatschappij
  • Meso = organisatie
  • Micro = individu
  • Verandering = het verschil tussen een nieuwe en een oude situatie
  • Niet veranderen is vaak wel veranderen
  • Goede uitgangspositie: streven naar beter/meer
  • Negatieve uitgangssituatie: probleem – oplossing zoeken
  • een verandering kan gebeuren door : iets bestaand te veranderen of door iets nieuw toe te voegen.
  • Incidentele verandering: eenmalig (bv een ruzie oplossen, doneren aan arme landen) + vaak een vicieuze cirkel
  • Structurele verandering: meer blijvend van aard.
    (bv iets doneren aan arme landen dat daar kan blijven of bv zaad dat daar kan worden verder geplant)
  • Procesgericht werken : het proces inzichtelijk maken, hierop sturen en verbeteren met een duidelijk doel voor ogen vanuit het perspectief van de klant.
  • Als je focust op resultaat, zul je niet veranderen; als je focust op verandering zul je resultaat zien.
  • Productgericht werken : het werken naar een voorbeeld met de bedoeling van dit voorbeeld zo perfect mogelijk te kopiëren (Niet bedenken welke oplossing of verandering goed is)
  •  Faciliteren is het in de goede banen leiden van een groepsproces.
  • Eerst verdiepen in de gedachten, gevoelens, opvattingen en behoeften van diegene die onderwerp is van de gedragsverandering 
    Pas dan kan je aansluiting vinden en resultaten verwachten
  • Motief = de reden om iets te doen of de verwoording van die reden
  • Motivatie: heeft te maken met de wil om iets te doen of iets te bereiken, de mate waarin je ergens zin hebt of de zin ervan inziet.
  • Intrinsiek = motivatie van binnenuit - gedreven zijn om iets te doen omdat je je daar prettig bij voelt.
  • Extrinsiek = je wilt een effect bereiken
  • Sterkste motor voor motivatie = Succesvol resultaat ervan of het waargenomen effect van alle inspanning
  • zonder motivatie geen blijvende verandering mogelijk
  • verandering is gemakkelijker naarmate de motivatie van binnenuit komt (intrinsiek)
  • Attitude = de houding tov een mens of een zaak, bvb abortus, orgaandonatie, democratie,…
  • Mensen met een fixed mindset (een statische denkstijl) gaan ervan uit dat intelligentie, kwaliteiten en vaardigheden aangeboren zijn en daarom vaststaan.
  • Mensen met een growth mindset (een op groei gerichte denkstijl) gaan ervan uit dat je intelligentie, kwaliteiten en vaardigheden kunt ontwikkelen door bijvoorbeeld veel te oefenen.
  • Mensen die zich gedwongen voelen, zullen niet effectief meegaan in verandering. Men wil overwegen en uitproberen alvorens definitief een sprong te wagen.
  • Feedback = terugkoppeling, toelichting aan de hand van het voorbeeld van de werking van een thermostaat
  • Negatieve feedback moet aan een gedragsalternatief worden gekoppeld (anders bedreigend)
  • Onder positieve feedback verstaan we dan feedback die bedoeld is om het vertoonde gedrag te bekrachtigen. = boodschap van ‘ga zo door’
  • Positieve feedback geeft de richting van het 'goede' aan
  • Blinde vlek = dat wat heel veel mensen over mij weten, maar ik zelf nog niet heb ontdekt. Hier krijg je info over door FB te krijgen/vragen. Vb. arrogantie