Aristoteles beschouwt deugden als karaktereigenschappen die ons in staat stellen juist te handelen. Neem bijvoorbeeld moed. Te veel angst leidt tot lafheid, terwijl roekeloosheid het tegenovergestelde is. Moed bevindt zich tussen deze extremen, waarbij men bereid is om gepaste risico's te nemen zonder onnodige roekeloosheid. Dit illustreert het concept van het vinden van het juiste midden, als het ware de gulde middenweg.