Frans

• je me réveille= ik word wakker
• je me lève= ik sta op
• je me douche= ik douche
• je prends le petit déjeuner= ik ontbijt
• je me coiffe= ik doe mijn haar
• je me brosse les dents= ik poets mijn tanden
• je vais à l'école= ik ga naar school
• je rentre chez moi= ik ga naar huis
• je prends un goûter= ik pak een tussen- doortje
• je mange le soir= Ik neem het avondeten
• je fais mes devoirs= ik maak mijn huiswerk
• je me couche= ik ga slapen
• gedronken = bu
• gehad = eu
• gekend = connu
• gemoeten = dû
• gemoeten = fallu
• geweest = été
• gelezen = lu
• geregend-bevallen = plu
• gekund-gemogen = pu
• ontvangen = reçu
• geweten-gekund = su
• gehouden = tenu
• gezien = vu
• gewild = voulu
• geleerd = appris
• gezeten = assis
• begrepen = compris
• gezet-gelegd = mis
• toegestaan = permis
• pris = genomen
• beloofd = promis
• gelachen = ri
• gezegd = dit
• écrit = geschreven
• fait = gedaan-gemaakt
• découvert = ontdekt
• offert = aangeboden
• geopend = ouvert