aardrijkskunde

Cards (75)

  • aanslibbingskust = kust waarbij de afzetting van materiaal overheerst
  • aardbeving = Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten.
  • biobrandstof = Brandstof die is gemaakt uit biomassa.
  • biomassa = Organische materialen, zoals plantaardige olie, hout, en groente- en tuinafval.
  • bodem = De voor plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst.
  • bodemdaling = Daling van de bodem door ontwatering of delfstoffenwinning.
  • broeikaseffect = Het vasthouden van de zonnewarmte door de dampkring.
  • compactie = Het in elkaar drukken van een bodemlaag door bovenliggende lagen.
  • dampkring = De lucht om ons heen.
  • debiet = De hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt in m3 per seconde.
  • delfstof = Grond- en brandstof die je uit de aarde haalt.
  • delta = Een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen.
  • dijkring = Een gebied dat wordt beschermd door primaire waterkeringen.
  • dijkverbetering = Het verhogen en versterken van dijken
  • duurzame energiebron = Energiebron die bij het gebruik ervan nooit opraakt en die het broeikaseffect niet versterkt. Heet ook hernieuwbare energiebron.
  • energiebesparing = Minder (fossiele) energie gebruiken.
  • energiebron = Iets wat energie oplevert.
  • energietransitie = Overgang van het gebruik van fossiele energiebronnen naar duurzame energiebronnen.
  • evacueren = Een gebied verlaten, omdat het er niet meer veilig is.
  • fossiele brandstof = Brandstof die in miljoenen jaren gevormd is uit resten van afgestorven planten, bomen en dieren (aardgas, aardolie en steenkool).
  • fotosynthese = Het onder invloed van zonlicht omzetten van water en koolstofdioxide in glucose en zuurstof door planten en bomen.
  • gemengde rivier = Rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert.
  • geothermische energie = Duurzame energie uit de natuurlijke hitte in het binnenste van de aarde.
  • glaciaal = Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd.
  • gletsjer = Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
  • gletsjerrivier = Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.
  • grondsoort = Het losse materiaal aan de oppervlakte van de aardkorst.
  • grondwaterpeil = Bovenkant van het grondwater. Heet ook grondwaterspiegel.
  • hernieuwbare energiebron = iets wat energie oplevert
  • hydro-elektriciteit = Elektriciteit die wordt opgewekt door waterkracht.
  • ijstijd = Koude periode waarin waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook glaciaal.
  • inklinking = Het inzakken van de slappe en drassige veenbodem door ontwatering.
  • interglaciaal = Warmere periode tussen twee ijstijden (glacialen) in.
  • klimaat = Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar.
  • klimaatadaptatie = Aanpassing aan de klimaatverandering om de gevolgen ervan te verminderen.
  • klimaatbestendige inrichting = Inrichting die wateroverlast, droogte en hitte vermindert.
  • klimaatverandering = Verandering in het klimaat (bijvoorbeeld hogere temperatuur).
  • koolstofdioxide (CO2) = Broeikasgas dat warmte vasthoudt op aarde.
  • koolstofkringloop = Alle uitwisselingen van koolstofdioxide (CO2) op aarde.
  • landijs = Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.