bodem = De voor plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst.
bodemdaling = Daling vandebodem door ontwatering of delfstoffenwinning.
broeikaseffect = Het vasthoudenvandezonnewarmtedoordedampkring.
compactie = Het in elkaar drukken van een bodemlaag door bovenliggende lagen.
dampkring = De lucht om ons heen.
debiet = De hoeveelheid water die op een bepaald punt doorderivier stroomt in m3per seconde.
delfstof = Grond- en brandstof die je uitdeaarde haalt.
delta = Een gebied vlak voor de monding, waar de rivier zich vertakt in veel rivierlopen.
dijkring = Een gebied dat wordt beschermd door primaire waterkeringen.
dijkverbetering = Het verhogen en versterken van dijken
duurzame energiebron = Energiebron die bij het gebruik ervan nooit opraakt en die het broeikaseffect niet versterkt. Heet ook hernieuwbare energiebron.
energiebesparing = Minder (fossiele) energie gebruiken.
energiebron = Iets wat energie oplevert.
energietransitie = Overgang van het gebruik van fossiele energiebronnen naar duurzame energiebronnen.
evacueren = Een gebied verlaten, omdat heterniet meer veilig is.
fossiele brandstof = Brandstof die in miljoenenjarengevormd is uit resten van afgestorvenplanten, bomenendieren (aardgas, aardolieensteenkool).
fotosynthese = Het onder invloed van zonlicht omzetten van waterenkoolstofdioxide in glucose en zuurstof door planten en bomen.
gemengde rivier = Rivier die behalve regenwater ook smeltwater van gletsjers afvoert.
geothermische energie = Duurzameenergie uit de natuurlijke hitteinhetbinnenstevandeaarde.
glaciaal = Koude periodewaarindegemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daaltenwaarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heetookijstijd.
gletsjer = Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
gletsjerrivier = Rivierdie smeltwater van een gletsjer afvoert.
grondsoort = Het losse materiaal aan de oppervlakte van de aardkorst.
grondwaterpeil = Bovenkant van het grondwater. Heet ook grondwaterspiegel.
hernieuwbare energiebron = iets wat energie oplevert
hydro-elektriciteit = Elektriciteit die wordt opgewekt door waterkracht.
ijstijd = Koude periode waarin waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook glaciaal.
inklinking = Het inzakken van de slappe en drassige veenbodem door ontwatering.
interglaciaal = Warmere periode tussentweeijstijden (glacialen) in.
klimaat = Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertigjaar.
klimaatadaptatie = Aanpassing aan de klimaatveranderingomdegevolgen ervan te verminderen.
klimaatbestendige inrichting = Inrichting die wateroverlast, droogte en hitte vermindert.
klimaatverandering = Verandering in het klimaat (bijvoorbeeld hogere temperatuur).
koolstofdioxide (CO2) = Broeikasgas dat warmte vasthoudt op aarde.
koolstofkringloop = Alle uitwisselingen van koolstofdioxide (CO2) opaarde.
landijs = Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.