404 - 423

Cards (20)

  • hospes - hospitis m - de gast; de gastheer
  • pons - pontis m - de brug
  • aestas - aestatis v - de zomer
  • audere - audeo - durven
  • docere - doceo - onderwijzen
  • tegere - tego - bedekken; beschermen
  • metuere - metuo - vrezen
  • considere - consido - gaan zitten
  • deponere - depono - neerleggen
  • discere - disco - studeren
  • ducere - duco - leiden
  • ludere - ludo - spelen; bespotten
  • mittere - mitto - zenden; laten gaan
  • ponere - pono - plaatsen; neerleggen
  • relinquere - relinquo - achterlaten; verlaten
  • vertere - verto - (om)keren; veranderen in
  • vincere - vinco - overwinnen; overtreffen
  • visere - viso - bezoeken
  • recipere - recipio - ontvangen
  • hic - bijwoord - hier