De verhaallijn bestaat uit het plot en de structuur
Het plot is een korte samenvatting van wat er gebeurt in het verhaal
De structuur bevat verschillende soorten einde en begin
Een verhaal kan beginnen met ab ovo, dat is dat er een inleiding wordt gegeven en je vanaf het begin alles snapt
Een verhaal kan ook beginnen met inmediasres, waarbij je middenindeactie zit en niet weet hoe het allemaal begonnen is maar wel weet dat iets al gebeurd is
Een verhaal kan een open einde hebben , dat is dat je nog vragenhebt over het verhaal
Een verhaal kan een happy end hebben, dat is een goed einde
Een verhaal kan verschillendestructuren hebben
De queestestructuur is een verhaalstructuur gebaseerd op een zoektocht.
De cyclische structuur is een verhaalstructuur waar het einde en het begin op elkaar lijken
Er zij n verschillende soorten vertelperspectieven
De belevende-ik is in de tt geschreven en het personage vertelt wat zich nu afspeelt.
De vertellende-ik wordt vertelt in de vt en kent ok de afloop van het verhaal.
De Personele verteller beschrijft de gebeurtenissen vanuit 1 personage
De alwetendeverteller staat buiten het verhaal en weetalles, dus meer dan de personages zelf.
In een verhaal zijn verschillende personages zoals protagonist, antagonist en de nevenfiguren
De protagonist is het hoofdpersonage
De antagonist is de tweede hoofdpersonage omdat die het hoofdpersonage kan beinvloeden. Die kan goed of kwaad zijn
De nevenfiguur is een achtergrondpersonage en dus niet zo belangrijk in het verhaal
Een round character is een personage waar we door het verhaal veel over te weten komen
Een flat character is een personage wat door het verhaal oppervlakig beschreven is
Een held is een moedig personage, beried tot zelfopoffering en blinktuit
Een antiheld is een personage met zwakke karaktertrekken dat medelijden opwekt.
De geografische ruimte is de plaats waar het verhaal zich afspeelt
De sfeerscheppende ruimte is een beschrijving van ruimte door een sfeer eraan toe te voegen zoals een prachtig park
De sociale ruimte geeft een status weer
Topoi zijn de Locus amoenus en de Natureingang
De Locus amoenus is een beschrijving van de ruimte dat een leifdesscene aankondigt
De Natureingang is een kortebeschrijving van de natuur in de lente als weerspiegeling van de stemming van een personage
De historische tijd is de tijdperiode war het verhaal zich afspeelt
Anachronisme is een fout tegen de historische tijd. Een gebeurtenis is in het foute tijdvak gesitueerd.
De vertelde tijd is de tijd tussen het begin en het einde van een verhaal ( tijd in het verhaal)
De verteltijd is de tijd die nodig is om het verhaal te vertellen of te lezen. Dit wordt uitgedrukt in aantal pagina's.
Een versnelling is als de vertelde tijd> verteltijd. De auteur beschrijft niet alle gebeurtenissen.
Retardering is als de verteldetijd<verteltijd. Alle gebeurtenissen worden heel grondigbeschreven waardoor er een vertraging ontstaat.
Een isochronie is als de vertelde tijd=verteltijd : enkel mogelijk in een dialoog.
Chronologisch is als de gebeurtenissen van een verhaal in volgorde worden vertelt.
Niet-chronologisch is als de gebeurtenissen niet op volgorde worden vertelt.
Een flashback wordt het verhaal onderbroken en neemt de verteller je mee naar het verleden
Een flashforward wordt het verhaal onderbroken en neemt de verteller je mee naar de toekomst