Economie: Hoofdstuk 1

Cards (18)

  • Wat zijn de verschillende soorten behoeften?
    Basis/Primaire behoeften: Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven.
    Overige/Secundaire behoeften: Extra’s die het leven makkelijker maken.
  • Wat is de spanning tussen behoeften en middelen?
    Middelen: Beperkte dingen die je hebt om je behoeften te vervullen. Vb/Tijd en geld.
    Behoeften: Onbeperkte dingen die je wilt. Vb/Kleding, eten en onderwijs.
  • Wat is het verschil tussen goederen en diensten?
    Goederen: Tastbaar
    Diensten: Niet tastbaar
    Goederen kan je in 2 categorieën verdelen:
    Gebruiksgoederen:
    • Meerdere keren gebruik
    • Vb/ Tas
    Verbruiksgoederen:
    • Beperkt gebruik
    • Vb/ Mascara
  • Wat is de alternatieve aanwendbaarheid van middelen?
    Betekenis: Als je verschillende mogelijkheden hebt om je behoeften te voorzien. Je hebt een keuze.
    Vb/ Je maakt je lunch thuis of je koopt je lunch in de kantine.
    Als je het thuis maakt kost het:
    • Minder geld
    • Meer tijd
    Als je het in de kantine koopt kost het:
    • Meer geld
    • Minder tijd
    Vb/ Je kiest voor het zelf thuis maken.
    Dan gebruik je tijd alternatief aanwendbaar.
    En je doet aan zelfvoorziening: Je produceert wat je zelf nodig hebt.
  • Wat zijn de verschillende soorten inkomen?
    Arbeid: Je ontvangt loon als beloning voor werk.
    Bezit: Je ontvangt rente op spaargeld of huur voor het verhuren van een pand.
    Overdrachtsinkomsten: Je ontvangt geld zonder tegenprestatie te leveren.
  • Hoe stel je een begroting op?
    Betekenis: Overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.
    Formule: Omrekenen maand en week
    Weekbedrag x 52 : 12 = maandbedrag
    Maandbedrag x 12 : 52 = weekbedrag
    Budgetformule: Een berekening van hoe een budget kan worden besteed.
  • Hoe kan je een budgetlijn tekenen en uitleggen hoe de budgetlijn verandert als de prijzen en het budget veranderd?
    Betekenis: Een budgetlijn laat 2 mogelijkheden zien en de opties daarmee.
    Bereken het maximale van elke optie, schrijf de ene op de y-as en de andere op de x-as. Teken een streep van de maximale van de y-as naar het maximale van de x-as. Alle rechthoeken en vierkanten die in dat gebied passen zijn mogelijkheden.
  • Hoe is geld ontstaan?
    Vroeger in de tijd van de jagers en boeren is ruilhandel ontstaan, wat ze niet hadden werd geruild. Het ruilen van goederen tegen andere. goederen heet directe ruil. Later werd handel belangrijker, dus was het handig als je één ruilmiddel had dat iedereen accepteerde, eerst was dat zout. Later werd dat goud en geld. Het ruilen van goederen met een ruilmiddel wordt indirecte ruil genoemd.
  • Wat zijn de functies van geld?
    Geld is een rekenmiddel, spaarmiddel en een ruilmiddel.
  • Wat zijn de technische vereisten van een ruilmiddel?
    Het moet draagbaar, deelbaar, houdbaar en moeilijk te reproduceren zijn.
  • Wat zijn de verschillende waardes van geld?
    Je hebt geld in de vorm van bankbiljetten en munten, dat is chartaal geld. En je hebt geld op je bankrekening, dat is giraal geld.
    Geld zelf heeft weinig materiële waarde. De extrinsieke waarde is de gebruikswaarde. Intrinsieke waarde is de materiële waarde.
  • Wat betekent inflatie?
    Koopkracht is de hoeveelheid producten die je kunt kopen van een bepaald bedrag. Als koopkracht daalt kan dat een gevolg zijn van inflatie. Dat is de stijging van de gemiddelde prijs. Het tegenovergestelde van inflatie is deflatie.
  • Hoe reken je een procentuele toename of afname uit?
    Formule: (nieuw bedrag - oud bedrag) : oud bedrag x 100%
  • Hoe kan je de stijging of daling van de koopkracht berekenen met indexcijfers?
    Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.
    Formule: (getal gevraagde jaar : basisjaar) x 100
  • Wat is de rol van ruil bij consumeren en producten?
    Door te consumeren ruil je geld voor producten. De consument betaalt de producent in ruil voor producten.
  • Hoe wordt er in een bedrijfskolom waarde toegevoegd?
    Alles wat een producent toevoegt aan ingekochte grondstof heeft toegevoegde waarde. In elke stap in een bedrijfkolom wordt er iets toegevoegd.
  • Hoe bereken je de omzet, kosten en winst?
    Als de opbrengsten de kosten overstijgen is er sprake van winst. De totale waarde van de verkochte producenten is de omzet.
    Formule: TW = TO - TK
    Totale winst = totale opbrengsten (omzet) - totale kosten
  • Hoe kan mvo worden toegepast door bedrijven?
    Mvo is maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bedrijven die dit toepassen werken met het ‘triple P’ principe, dat staat voor people, profit en planet.