Erfelijkheid en Evolutie

Cards (59)

  • chromosomen zijn dunne draden in elke celkern
  • chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA
  • DNA bevat die informatie voor erfelijke eigenschappen
  • elke celkern bevat de complete informatie
  • Gen = de stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor een erfelijke eigenschap
  • genotype = de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
  • alle genen in een celkern samen vormen het genotype
  • het genotype van een organisme ontstaat op het moment van bevruchting
  • fenotype = de eigenschappen van een organisme, waaronder het uiterlijk
  • wat is het genotype
    alle genen in een celkern samen
  • spontane mutaties worden veroorzaakt door fouten bij de replicatie van het DNA
  • een allel is een variant van een gen
  • het fenotype komt tot stand door het genotype en de omgeving
  • genexpressie = een gen komt tot uiting in het fenotype
  • een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft de andere genen zijn in deze cel inactief
  • zijn alle genen actief in elke cel
    nee ze zijn er wel maar niet allemaal actief
  • genen kunnen uit en aan staan en hard of zacht staan
  • Chromosomen
    In lichaamscellen, chromosomen komen in paren voor
  • Kern van elke geslachtscel
    bevatten 23 chromosomes
  • lichaamscellen komen de chromosomen in paren voor
  • de vrouwelijke geslachtscel is het eicell
  • de twee chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen
  • bij een mens bevat de kernvak elke lichaamscel. 23 paren chromosomen
  • De man heeft XY-chromosomen
  • De vrouw heeft XX-chromosomen
  • van elk chromosomenpaar is een chromosoom afkomstig van de moeder en de andere van de vader
  • genvariant = de informatie op een van de genen van een genenpaar
  • in lichaamscellen bevatten de twee genvarianten van een gen informatie voor dezelfde erfelijke eigenschap
  • in geslachtcellen komen de chromosomen enkelvoudig voor
  • welk van beide chromosomen in een geslachtscel terechtkomt, is afhankelijk van het toeval
  • bij een mens bevat de kern van elk geslachtcel 23 chromosomen
  • geslachtchromosomen = het 23e chromosomenpaar
  • vrouw = twee x-chromosomen (xx)
  • man = een x- en een y-chromosoom (xy)
  • intersekse = bijv meisje met xy of jongen met xx
  • bij de vorming van geslachtcellen komt van elk chromosomen paar een chromosoom in een geslachtcel terecht
  • geslachtcellen ontstaan door een speciale celdeling = meiose
  • bij meiose worden de chromosomen verdeeld over de dochtercellen (geslachtcellen) dit gebeurt willekeurig, waardoor bij geslachtcellen veel verschillende genotypen voorkomen
  • bij geslachtelijke voortplanting vermelt de kern van een zaadcel met de kern van een eicel
  • welk genotype deze geslachtcellen hebben, is afhankelijk van het toeval