Virologie

Cards (34)

  • chlamidiae en chichettsiae zijn uitzonderingen, dit zijn bacteriën met virologe eigenschappen
  • een capside is opgebouwd uit capsomeren.
    een enveloppe is opgebouwd uit glycoproteïnen of lipide proteïnen.
  • een extracellulair virus is een virus met geen enzymen en geen vermenigvuldiging
  • een intracellulair virus is een virus met replicerende nucleïnezuren die de gastheercel aanzetten tot de synthese van nieuwe virionen
  • sommige virussen hebben een kerneiwit. dit is een eitwit met nucleïnezuur relatie
  • een capside bestaat uit identieke structuureenheden die symmetrisch rond het nucleïnezuur in groepjes van 2 of meer geschikt zijn. Elk groepje vormt een capsomeer.
  • een capside oriënteert zich vooral in schroef of kubische symetrie. bij een kubisch krijg hij de vorm van een icosahedron
  • een capside is georiënteerd op een speciale manier om de genetische informatie voor de capside minimaal te houden.
  • voor het schrijven van de naam van een virus:
    • geen latijn
    • Elk woord met hoofdletter
  • verschillende soorten virussen (epidemiologische criteria)
    • intestinale virussen
    • respiratoire virussen
    • arbovirussen
    • oncogene virussen
  • HDV (hepatitis-delta-virus) is ongeclassificeerd. dit virus heeft hepatitis-B nodig om te vermeerderen en kan de infectie van hepatitis-B erger maken.
  • fases voorafgaan aan de deling:
    • adsorptie
    • penetratie
    • ontmanteling
  • voor adsorptie van een virus binden bestanddelen van de enveloppe of capside aan receptoren op het celmembraan van de eukaryoten cel. Deze receptoren zijn vaak specifiek voor een virus.
    Geen receptor --> niet gevoelig voor virus.
  • de penetratie is energie afhankelijk en vind direct na de adsorptie plaats
  • de penetratie kan via drie mechanismen:
    • translocatie van het volledige virusdeeltje door het plasmamembraan heen
    • endocytose wat leidt tot de vorming van cytoplasmatische vesikels
    • fusie van virionenenveloppe eiwitten met het plasmamembraan
  • bij de ontmanteling wordt het virus ontdaan van enveloppe en/of capside. het nucleïnezuur zit nog vast aan histonen (structurele eiwitten).
  • voorbeelden van dubbelstrengs DNA virussen die repliceren in de kern zijn:
    • papovavirussen
    • papillomavirussen
    • endovirussen
    • herpesvirussen
  • voorbeelden van dubbelstrengs DNA virusen die repliceren in het cytoplasma zijn:
    • proxvirussen
  • voorbeelden van enkelstrengs DNA virussen zijn:
    • parvovirussen
  • voorbeelden van hepadnavirussen met partieel dubbelstrengs DNA zijn:
    • hepatitis-B
  • Virale DNA replicatie begint met de synthese van het (vroege) mRNA door RNA polymerase van de gastheercel (alleen van gastheer wanneer de replicatie in de celkern gebeurt)
  • het vroege mRNA codeert voor niet structurele eiwitten die bijvoorbeeld het cel metabolisme verlammen. (dit om competitie voor energie te voorkomen)
  • hepatitis-B gaat zitten in hepatocyten. deze hechten hier aan via HBs-antigenen op de enveloppe.
  • Hepatitis-B bevat zelf een DNA-polymerase-complex
  • Bij hepatitis-B:
    de transcriptie van het virale DNA begint met de synthese van mRNA. dit codeert voor HBc en HBe. beide zijn deel van de capside en zijn deel van het pregenoom.
  • het pregenoom is een matrijs nodig voor de virale reverse transcriptie.
  • bij hepatitis-B:
    het mRNA zal worden ingepakt in een immature nucleocapside die RNA afhankelijk DNA-polymerase bevat. een negatieve DNA streng wordt gesynthetiseerd met RNA als matrijs. het RNA wordt afgebroken en de positieve streng wordt gesynthetiseerd met de negatieve streng als matrijs.
  • bij vermeerdering van RNA-virussen is adsorptie, penetratie en ontmanteling hetzelfde aan die van DNA-virussen. wel is de manier waarom RNA wordt gesynthetiseerd anders.
  • positieve strengvirussen zijn virussen waarbij RNA optreed als mRNA. hier zijn 2 groepen:
    • het viraal RNA codeert voor 1 mRNA.
    • een gedeelte van het mRNA wordt afgelezen (niet alles)
  • virussen uit groep 1 van de positieve strengvirussen codeert het mRNA voor 1 polyproteïne. deze wordt geknipt tot kleinere eiwitten, structureel en niet structureel. een van deze is RNA afhankelijk RNA-polymerase.
    positieve streng als matrijs -> negatieve streng
    negatieve streng als matrijs -> positieve streng
  • Grote RNA virussen worden negatieve strengvirussen genoemd. voorbeelden zijn myxovirus en paramyxovirus
  • negatieve strengvirussen bevatten een negatieve RNA en een RNA afhankelijk RNA-polymerase
  • Bij negatieve stengvirussen wordt de negatieve RNA gebruikt als matrijs voor positieve RNA. deze kan dan gebruikt worden als mRNA voor synthese van nieuwe virale eiwitten.
  • Bij dubbelstrengs RNA virussen zal mRNA binnen de capside geproduceert worden. hiermee kan RNA afhankelijk RNA-polymerase gemaakt worden. dan wordt weer negatieve RNA gemaakt. deze samen met mRNA vormen dubbelstrengs RNA.