Het scheppingsverhaal beschrijft het ontstaan van de aarde door goddelijk ingrijpen.
Een evolutie theorie verklaart hoe soorten veranderen en nieuwe soorten ontstaan.
Volgens De Lamarck bepalen aanpassingen aan leefomstandigheden van individuen gedurende hun leven, het verloop van de evolutie.
Volgens Darwin is natuurlijk selectie op gunstige eigenschappen binnen een populatie de drijvende kracht achter evolutie.
7.2 Wat zijn de manieren tot sortvereniging en hoe kan dat leiden tot evolutie?
Natuurlijke selectie bestaat uit twee processen: ‘struggle for life’ en ‘survival of the fittest’.
“De fittest” in een populatie zijn het best aangepast aan de selectie druk uit de leefomgeving. Zij leven het langst en krijgen de meeste nakomelingen, wat leidt tot een procentuele toename van hun alleen in de populatie.
Allopatrische soortvorming, nieuwe soort vorming, is een gevolg van het splitsen van een populatie door een barrière .
Bij Sympatrische soortvorming zonder barrière ontstaat er een nieuwe soort door seksuele selectie.
Het fokken van dieren en het kweken van planten met gewenste eigenschappen door de mens heet kunstmatige selectie.
Bij co-evolutie passen soorten zich steeds aan elkaar aan.
Fossielen kunnen ontstaan door fossilisatie, uitdroging, bevriezing, conservering in zure grond of insluiting in hars.
Wetenschappers gebruiken fossiele soorten die wereldwijd voorkomen en slechts een korte tijd hebben bestaan als gidsfossielen voor een relatieve datering van aardlagen.
Met behulp van onderzoek aan isotopen is de absolute leeftijd van een Rots of fossiel te bepalen.
Homologe structuren(hetzelfde bouwplan maar andere functie) wijken op een gemeenschappelijke voorouder.
Analoge structuren hebben dezelfde functie, maar een ander bouwplan.
De endosymbioses theorie stelt dat eukaryote cellen zijn ontstaan zijn door symbiose tussen prokaryoten.
een clade bestaat uit een groep organisme met een een gemeenschappelijke uniek homoloog kenmerk, inclusief de gemeenschappelijke voorouder van wie ze afstammen.
Een cladogram is een evolutionaire stamboom, gebaseerd op indeling in Clades.
Een populatie verkeert in Hardy-Weinberg- evenwicht als een alles en genotypefrequenties van generatie op generatie gelijk blijven. VOorwaarden;
een (theoretisch) oneindig grote populatie.
Geen natuurlijke selectie door voor- of nadeel
Geen mutaties
Geen migratie
Geen seksuele selectie, elke combinatie is mogelijk en bewust op toeval.
Voor het berekenen van de alles frequenties volgens de regels van Hardy- Weinberg geld p+q=1 emm voor genotypefrequenties p^2+2pq+q^2=1.
Bij genetic drift kan de alles frequentie veranderen door toeval.
De migratie van alleen van de enen naar de andere populatie heet genealogie.
Het founder effect kan optreden als genealogie naar een gesloten gemeenschap ontbreekt
het flessenhalseffect kan plaatsvinden andere een populatie drastisch in grootte afneemt.