Biologie : waarneming en gedrag vg1a ~ vp1a

Cards (48)

  • Kiemlaag
    De kiemlaag bestaat uit levende cellen. De onderste laag cellen van de kiemlaag deelt zicht voortdurend. Daardoor komen er steeds nieuwe kiemlaagcellen bij. De bovenste kiemlaagcellen schuiven op naar buiten en verhoornen. Dat wil zeggen dat ze veel hoornstof maken. Hoornstof komt ook voor in nagels en in haren. Als de cellen zijn verhoornd, sterven ze af.
  • Hoornlaag
    Bestaat uit resten van dode cellen, beschermt het lichaam tegen beschadiging, uitdroging en ziekteverwekkers. De hoornlaag slijt aan de buitenkant steeds af. Deze huidschilfers kun je zelf ook goed zien als je vervelt.
  • Als je chocolade ziet en ruikt
    Gebruik je de zintuigen in je ogen en in je neus
  • Zintuigen in de huid
    1. Warmtezintuigen reageren op warmte
    2. Koudezintuigen reageren op kou
    3. Drukzintuigen reageren op druk
    4. Tastzintuigen reageren op lichte aanrakingen
  • Pijn neem je waar met pijnpunten. Dat zijn de uiteinden van bepaalde zenuwen Pijnpunten komen op allerlei plaatsen in het lichaam voor, ook in dieper gelegen organen.
  • Elk zintuig is gevoelig voor een andere prikkel
  • Waarnemen
    Zintuigen geven seintjes af, die via zenuwen naar de hersenen gaan en daar verwerkt worden
  • Wat is een zintuig?
    Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving.
  • In de oren komen twee zintuigen voor: het evenwichtszintuig en het gehoorzintuig. In elk oog ligt een gezichtszintuig, in de neus ligt het reukzintuig en in de tong liggen de smaakzintuigen
  • Alle zintuigen samen vormen het zintuigenstelsel
  • In de zintuigen liggen zintuigcellen. Zintuigcellen zijn aangesloten op zenuwen die verbonden zijn met de hersenen. Als zintuigcellen prikkels opvangen, ontstaan in de zintuigcellen impulsen, dit zijn een soort elektrische signalen (‘seintjes’). De zenuwen leiden de impulsen naar de hersenen.
  • Verwerking van zintuigseintjes
    1. Zintuigen geven seintjes af die via zenuwen naar de hersenen gaan
    2. Hersenen verwerken deze seintjes, waardoor je dingen waarneemt
  • In de oren komen twee zintuigen voor: het evenwichtszintuig en het gehoorzintuig
  • Zintuigen in het lichaam
    • Ogen
    • Oren
    • Neus
    • Tong
    • Huid
  • Waarnemen van je omgeving
    1. Gebruik van zintuigen die reageren op prikkels zoals licht, geluid, geur en aanraking
    2. Zintuigen vangen prikkels op, waardoor je dingen kunt waarnemen
  • Zintuig. Ligging. Prikkel
    • Gezichtszintuig; In de ogen; licht
    • Gehoorzintuig; In de oren; geluid
    • Evenwichtszintuig; In de oren; zwaartekracht
    • Reukzintuig; In de neus; geur
    • Smaakzintuig; Op de tong; smaak
    • Warmtezintuig; In de huid; Warmte
    • Koudezintuig; In de huid; kou
    • Drukzintuig; In de huid; Druk
    • Tastzintuig; In de huid; Lichte aanraking
  • De zweetklieren produceren zweet. Door de verdamping van zweet koelt je lichaam af.
  • Een haarzakje is een uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid. Een haar groeit van onder uit het haarzakje door de opperhuid heen.
  • Je huid blijft soepel door talg, die wordt afscheiden door de talgklieren.
  • Talg is vettig en houd de haren en de hoornlaag soepel.
  • Onder de huid ligt het onderhuids bindweefsel. Hierin ligt vet opgeslagen dat dient als reservevoedsel. Het vet vormt een isolerende laag, die warmteverlies van het lichaam tegengaat.
  • In de smaakknopjes liggen smaakzintuigen. De smaakzintuigcellen in de tong kunnen vijf verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, bitter en umami (hartig). Alle ander smaken proef je met behulp van je reukzintuig.
  • Een brandwond is een beschadiging van de huid die wordt veroorzaakt door warmte, een chemische stof of elektriciteit.
  • Je lichaam koelt af door de verdamping van zweet.
  • Boven in de neusholte bevindt zich het reukzintuig. De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies.
  • In de neusholte liggen veel verschillende type reukzintuigcellen. Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof.
  • In het oppervlak van de tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes.
  • In elk oor ligt een gehoorzintuig en een evenwichtszintuig. Met de gehoorzintuigen neem je geluiden waar. Geluiden zijn trillingen in de lucht. De oorschelp vangt deze trillingen op. Via de gehoorgang komen de geluiden bij het trommelvlies, dat daardoor in trilling wordt gebracht. In de gehoorgangen liggen liggen oorsmeerkliertjes die oorsmeer produceren. Het oorsmeer houdt het trommelvlies soepel, zodat het goed kan trillen.
  • Het trommelvlies brengt de gehoorbeentjes aan het trillen. De gehoorbeentjes geven de trillingen door aan het venster in het slakkenhuis. De vloeistof in de kanalen van het slakkenhuis gaat trillen. In het middelste kanaal liggen zintuigcellen. Deze worden geprikkeld door trillingen van de vloeistof. In de zintuigcellen ontstaan impulsen. De gehoorzenuw geleidt de impulsen naar de hersenen.
  • Achter het trommelvlies ligt de trommelholte. Hierin bevinden zich de drie gehoorbeentjes: hamer, aambeeld en stijgbeugel. De stijgbeugel is verbonden met het venster: een dun vlies. Aan de andere kant van het venster ligt het slakkenhuis. Dit bestaat uit drie kanalen die in een spiraal zijn opgerold. De kanalen zijn gevuld met vloeistof.
  • De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte. De wanden van de buis liggen meestal tegen elkaar gedrukt, zodat de buis dicht is. Als je slikt of gaapt, gaat de buis open. Er kan lucht van de trommelholte naar de keelholte, en omgekeerd. Hierdoor wordt de luchtdruk aan beide zijden van het trommelvlies gelijk. Dit is nodig om het trommelvlies goed te laten trillen.
  • Je wenkbrauwen zorgen ervoor dat zweet of ander vocht niet in je ogen loopt.
  • Je wimpers beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.
  • Het harde oogvlies is het witte gedeelte van je oog. Aan het harde oogvlies zijn oogspieren bevestigd. De oogspieren draaien de ogen in de gewenste richting.
  • Het gekleurde gedeelte van het oog heet de iris. In de iris zit een opening: de pupil. Door de pupil komt licht het oog binnen. Over de iris en de pupil ligt heet doorzichtige hoornvlies.
  • Onder de huid boven de ogen liggen traanklieren. Deze produceren traanvocht. Door te knipperen verspreiden de oogleden het traanvocht over de ogen. Het traanvocht beschermt de ogen tegen uitdroging en reinigt de ogen. Het traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte door de traanbuis.
  • De oogbal is voor het grootste gedeelte gevuld met een geleiachtig massa: het glasachtige lichaam.
  • Achter de iris en de pupil bevindt zich de lens. De lens zorgt ervoor dat je scherp kunt zien.
  • De wand van een oog bestaat uit drie lagen: het harde oogvlies, het vastvries en het netvlies. Het vastvries bevat veel bloedvaten. Het zorgt voor de voeding van het oog. In het netvlies liggen de zintuigcellen. In de zintuigcellen ontstaan impulsen als er licht op valt. De oogzenuw geleidt de impulsen naar de hersenen.
  • In het netvlies recht tegenover de pupil ligt de gele vlek. Met de zintuigcellen in de gele vlek kun je scherp zien. Als je naar iets kijkt, draai je je ogen zo dat je vooral de gele vlek gebruikt bij het kijken.