sociale en gedragswetenschappen

Cards (64)

  • Deze theorie is gebaseerd op het idee dat mensen zichzelf bepalen door hun eigen gedachten, gevoelens en daden.
  • ontwikkeling is een combinatie van leren groeien en rijpen
  • prenatale fase start op het moment dat de client zorg ontvangt in het kader van haar zwangerschap
  • babytijd is van 0-5 maanden
  • peutertijd is van 15 maanden tot 3 jaar
  • vroege kindertijd begint vanaf 3-5à6 jaar en word ook wel kleutertijd genoemd
  • midden kindertijd: lagere schoolfase
  • adolescentie: 10-22 of 12-21 jaar
  • vroege volwassenheid: 20-40 jaar
  • midden volwassenheid: 40-65
  • late volwassenheid: 65+
  • fysieke en motorische ontwikkeling is lichamelijke groei
  • spraak-en taalontwikkeling is ontwikkeling van taal en communicatie
  • psychologische ontwikkeling is ontwikkeling in relatie en sociale omgeving
  • morele ontwikkeling is de ontwikkeling van het besef tussen goed en kwaad
  • fysieke ontwikkeling: sensorische ontwikkeling: zintuigen
  • fysieke ontwikkeling: motorische ontwikkeling: lichamelijk (spieren), reflexen
  • fijne motoriek: kleine bewegingen
  • grove motoriek: grote bewegingen
  • sensomotorische ontwikkeling: zintuigen
  • cognitieve ontwikkeling: Piaget: volgens hem is de cognitieve ontwikkeling afhankelijk van de interactie met de interactie met de omgeving
  • cognitieve ontwikkeling: piaget: ontwikkeling van denken wordt opgedeeld in 4 fases:
    1. 0-2 jaar: waarnemen en bewegen
    2. 2-6 jaar: denken en school
    3. 6-12 jaar: denken en geheugen
    4. 12-18 jaar: denken en leren
  • sensomotorische stadium: in deze fase leert het kind de weereld kennen door enerzijds de zintuigen te gebruiken en door bewegingen te gebruiken
  • pre-operationeel stadium: het kind leeft in een fantasiewereld. het kind fantaseert, denkt magisch en leert voornamelijk door te spelen.
  • concreet operationeel stadium: 6-7 jaar 11-12 jaar neemt het probleemoplossend vermogen toe
  • formeel-operationeel stadium: vanaf 12 jaar begint het kind abstract te denken en te redeneren
  • Morele ontwikkeling Kohlberg
    De morele ontwikkeling van kinderen verloopt volgens Kohlberg in een aantal stadia
  • Pre-conventional stadium 0-10 à 12j

    Moral understanding develops as children learn what is good and bad through the influence of adults' behavior
  • Conventional stadium 10-18j
    Moral understanding develops as children adopt and apply the norms and rules of their caregivers
  • Post-conventional stadium vanaf 18j
    Children start to question established rules, think about life's big questions, and pose philosophical questions
  • Stadia of moral development
    • Pre-conventional stadium 0-10 à 12j
    • Conventional stadium 10-18j
    • Post-conventional stadium vanaf 18j
  • voorwaarden voor de ontwikkeling van een gehechtheidsrelatie:
    1. sensitief reageren op het kind
    2. continuïteit inde aanwezigheid van de gehechtheidspersoon
    3. het vermogen van de ouder metalliseren
  • vormen van gehechtheid:
    1. veilige hechting
    2. onveilige hechting
  • gevolgen van hechting:
    1. scheidingsangst
    2. angst voor vreemden
  • persoonlijkheidsontwikkeling van Erikson:
    vertrouwen vs wantrouwen
    autonomie vs schaamte, twijfel
    initiatief vs schuld
    vaardigheid vs minderwaardigheid
    identiteit vs indentiteitsverwarring
    intimiteit vs isolatie
    generativiteit vs stagnotie
    integriteit vs wanhoop
  • kinderen leren zichzelf beheersen door hun omgeving te manipuleren
  • secundaire socialisatie kan plaatsvinden via school, media, sportclub etc.
  • ontwikkelingsfactoren :
    nature (erfelijkheid), aanleg : erfelijke eigenschappen die je van je ouders in je genen hebt meegekregen
    nurture (omgeving), milieu (zelfbepaling): persoonlijke vrijheid van de mens om de eigen levensdoelen te realiseren
  • (evp) identiteit:
    1. persoonlijk
    2. sociaal
    3. cultureel
    4. rationeel : bepaalt hoe je jezelf ziet in relatie tot anderen en hoe hun relatie met jou zijn
  • evp trekken (Big Five):
    extraversie vs introversie
    vriendelijk vs afstandelijk
    emotionele stabiliteit vs neuroticisme
    zorgvuldigheid vs onzorgvuldigheid
    openheid voor ervaring vs gesteldheid voor ervaring