thema 3 hoofdstuk 2

Cards (24)

  • hormonaal stelsel -> heeft rol van conductor
    via hormonen/signaalstoffen info doorgeven in ons lichaam -> zorgen effectoren gepaste reactie
    feedbacksysteem zorgt voor homeostase (= in stand houden van stabiel inwendige milieu)
  • hormonen geproduceerd in speciale kliercellen -> ze vormen hormonen met bouwstoffen uit het bloed ]
    ]dankzij nauw contact haarvaten tussen kliercellen
  • vaak kliercellen in groepjes = klier
    klieren hormonen afscheiden -> rechtstreek in bloedbaan
    /
    V
    dus stoffen worden afgescheiden in inwendige milieu
    /
    V
    daarom worden klieren -> endocriene klieren genoemd
  • opgenomen in bloedbaan -> naar alle plekken in lichaam getransporteerd
    hormoon kan reactie bij effectoren uitlokken als cellen van effector = gevoelig voor dat hormoon
    /
    V
    hormoongevoelig effectorcellen = doelwitcellen
  • in celmembraan van doelwitcellen komen membraanreceptoren voor
    membraanreceptoren = moleculen die precies passen op moleculestructuur van bepaald hormoon (zie p161) -> sleutel-slot-principe
  • transport hormonen = langzaam -> bloed stroomt niet snel
    hormonen blijven niet in bloed -> worden afgebroken door lever
  • glucose= belangrijkste energieleverancier voor het lichaam
    /
    V
    hersenen werken enkel met glucose, niet met vetten & eiwitten
    / /
    / V
    V Ook energieleveranciers
    Voldoende glucose in bloed = zeer belangrijk
    te veel glucose in bloed = gevaarlijk -> bloed stoperig & bloedvaten verstoppen cellen beschadigen diabetes en obesitats
  • plots veranderde hoeveelheid glucose = inwendige prikkel
    /
    V
    reageren = taak van pancreas
    pancreas:
    • glucosegehalte binnen grenzen houden
    • glucosegehalte meten & bijsturen
    in pancreas = A-cellen & B-cellen: - = glucosesensor
    - liggen gegroepeerd in eilandjes van langerhans
  • bloedsuikerspiegel stijgt
    /
    V
    B-cellen produceren insuline
    /
    V
    insuline stimuleert lichaamscellen extra glucose op te nemen
    /
    V
    glucosegehalte in bloed daalt
  • in spiercellen & levercellen zorgt insuline: glucose wordt -> glycogeen
    in vetcellen zorgt insuline: glucose wordt -> vet
    dus lichaamscellen = effectoren: cellen reageren op hormoon
  • te lage bloedsuikerspiegel
    /
    V
    A-cellen produceren glucagon
    /
    V
    stimuleert levercellen om glycogeen terug om te zetten naar glucose
    /
    V
    +levercellen maken extra glucose aan uit andere stoffen
    /
    V
    glucose in bloedbaan
    /
    V
    glucoseconcentratie stijgt
    insuline & glucagon beïnvloeden bloedsuikerspiegel tegengesteld
    /
    V
    antagonistische werking
  • adrenaline:
    -aangemaakt in bijnier
    -aangemaakt in stresserende sitauties
    -conductor
  • thyroxine:
    -aangemaakt in schildklier
    -stimuleert intensiteit stofwisseling & celgroei
  • groeihormoon:
    -aangemaakt in hypofyse
    -stimuleert intensiteit stofwisseling & celgroei
  • insuline:
    -aangemaakt in B-cellen , in pancreas
    -stimuleert lichaamscellen om glucose op te nemen
    -bloedsuiker spiegel laten dalen
  • glucagon:
    -aangemaakt door A-cellen, in pancreas
    -stimuleert levercellen om glycogeen terug om te zetten naar glucose
    -bloedsuiker spiegel laten stijgen
  • oestrogeen & progesteron:
    -aangemaakt in eierstok
    -vrouwelijke geslachtshormoon
  • testosteron:
    -aangemaakt in teelballen
    -mannelijke geslachtshormoon
  • calcitonine:
    -aangemaakt in schildklier
  • schildkierstimulerend hormoon:
    -aangemaakt in hypofyse
  • thymosine:
    -aangemaakt in thymus
  • hypofysestimulerende hormoon:
    -aangemaakt in hypothalamus
  • erytropoëtine:
    -aangemaakt in nier
  • parathormoon:
    -aangemaakt in bijschildklieren