landschapzone gekenmerkt door een grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn; er groeit hier hoofdzakelijke naaldwoud
gematigde zone
landschapzone gekenmerkt door de milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien; momenteel is deze zone dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik voor landbouw
polaire zone
landschapzone rond de polen met ijskappen, gletsjers en toendra
subtropische zone
landschapzone op de overgang van aride en gematigde zones, vaak gekenmerkt door droogtetolerantie vegetatie