Niet alle traits kunnen verklaard worden door geografische condities/klimaat
Obstakels tussen gebieden en belemmeringen van migratie dragen bij aan de diversiteit van verschillende organismen in gebieden
Inwoners van hetzelfde gebied zijn verwant, alhoewel ze van plaats tot plaats verschillen
Species zijn ontstaan in 1 bepaalde regio en zijn vanaf daar gaan verspreiden
Afgelegen eilanden hebben meestal alleen organismen die lange afstanden hebben kunnen afleggen
De enige native zoogdieren op eilanden zijn vleermuizen
Veel continentale soorten zijn opgebloeid op eilanden waar mensen ze naartoe hebben getransporteerd
Meeste soorten op eilanden zijn related to species on het dichtstbijzijnde vasteland, wat betekent dat dat hun source was
Zaden op vaste land hebben haken om te blijven hangen aan dieren en zaden op eiland hebben ook haken
Biogeographic realms
Major regions that have characteristic animal and plant taxa
Verschillende realms
Palearctic (Eurasia, noord Afrika)
Nearctic (Noord-Amerika)
Neotropical (centraal, zuid Amerika)
Ethiopian (sub-sahara Afrika)
Oriental (India, zuidoost Azie)
Australian (Australie, New Guinea, Nieuw Zeeland)
Wallace's line scheidt eilanden die erg verschillen in fauna
Disjunct distributions
Distributie van taxa heeft gaps (wat wordt hier precies mee bedoelt?) dus er zitten gaten/leaps in veranderingen van soorten en waar dus bijv geen intermediaire vorm is van een tussensoort
Historische processen die hebben gezorgd voor huidige distributie van taxons
Extinctie (can reduce distributional ranges)
Dispersal (verspreiding=movement of individuals) (can lead to expansion of distributions)
Vicariance (geografische scheiding/barriere) (can separate populations, dividing ranges)
Door te kijken naar combi van fossielen en geologische data kan de verspreiding van taxons verklaard worden
Vicariance
Klimaatveranderingen/veranderingen in land kunnen populaties hebben gesplitst waardoor nieuwe soorten ontstonden
Speciatie
Allopatrische speciatie
Parapatrische speciatie
Sympatrische speciatie
Sympatric
In the same location
Phylogeography
Beschrijving en analyse van processen die zorgen voor geografische distributie van genen en dan vooral in soorten of tussen nauw verwanten soorten
Fundamental ecological niche
Population as the set of all those environmental conditions in which a species can have positive population growth
Competitive exclusion principle
Species die dezelfde resources hebben kunnen niet co-existen. De een competeteerd de ander eruit
Phylogenetic niche conservatism
Similar ecologische requirements that they have inherited from their common ancestor (dit komt voor bij related species)
Niche conservatism draagt bij aan het begrijpen van geografische distributie van vele clades
Dispersal limitation → limits range expansion
3 hypotheses voor latitudinal diversity gradient
Productivity hypothesis
Diversification rate hypothesis
Time and area hypothesis
Meeste ondersteuning voor de laatste hypothese (time and area)
Als D constant is, dan groeit of slinkt species aantal exponentieel
K
Maximum number of species
Diversity dependent factors
Factoren zoals competitie om voedsel of ruimte kunnen meer intens worden als de diversiteit toeneemt
Origine van een taxon is wss before earliest fossil record. Extinctie is wss na laatste fossil record
The pull of the recent
Because the more recently a taxon arose, the more likely it is to still be extant, diversity will seem to increase as we approach the present, even if it didn't actually increase
Origination rate > extinction rate. Maar wel beide fluctuaties door de tijd heen
Background extinction
Sommige lineages have become extinct during every geological time interval
5 mass extinctions
Eind van Ordovician
In het late Devonian
Permian/Triassic boundary
Einde van Triassic
Cretaceous/Paleogene boundary
Background extinction rate is gedaald tijdens de Phanerozoic
Origination rate is over het algemeen ook gedaald na Paleozoic (op wat fluctuaties na natuurlijk)
Hypotheses voor daling extinction rate
Natuurlijke selectie zorgde voor betere bestendige soorten
Groter aantal species in Cenozoic dan in eerdere era's. De kans op extinctie van hogere taxa is daardoor lager, omdat een genus/familie niet uitsterven totdat alle constituent species van die genus/familie extinct zijn
Sommige clades zijn meer volatile: ze hebben grotere turnover rate, evolving new families and losing others before the entire clade becomes extinct. De extinctie van zo'n taxa laat de minder volatile taxa over (die een langere life span hebben en lagere extinction rate)