Evolution 2

Subdecks (3)

Cards (313)

  • 3 punten van Darwin
    • Niet alle traits kunnen verklaard worden door geografische condities/klimaat
    • Obstakels tussen gebieden en belemmeringen van migratie dragen bij aan de diversiteit van verschillende organismen in gebieden
    • Inwoners van hetzelfde gebied zijn verwant, alhoewel ze van plaats tot plaats verschillen
  • Species zijn ontstaan in 1 bepaalde regio en zijn vanaf daar gaan verspreiden
  • Afgelegen eilanden hebben meestal alleen organismen die lange afstanden hebben kunnen afleggen
  • De enige native zoogdieren op eilanden zijn vleermuizen
  • Veel continentale soorten zijn opgebloeid op eilanden waar mensen ze naartoe hebben getransporteerd
  • Meeste soorten op eilanden zijn related to species on het dichtstbijzijnde vasteland, wat betekent dat dat hun source was
  • Zaden op vaste land hebben haken om te blijven hangen aan dieren en zaden op eiland hebben ook haken
  • Biogeographic realms
    Major regions that have characteristic animal and plant taxa
  • Verschillende realms
    • Palearctic (Eurasia, noord Afrika)
    • Nearctic (Noord-Amerika)
    • Neotropical (centraal, zuid Amerika)
    • Ethiopian (sub-sahara Afrika)
    • Oriental (India, zuidoost Azie)
    • Australian (Australie, New Guinea, Nieuw Zeeland)
  • Wallace's line scheidt eilanden die erg verschillen in fauna
  • Disjunct distributions
    Distributie van taxa heeft gaps (wat wordt hier precies mee bedoelt?) dus er zitten gaten/leaps in veranderingen van soorten en waar dus bijv geen intermediaire vorm is van een tussensoort
  • Historische processen die hebben gezorgd voor huidige distributie van taxons
    • Extinctie (can reduce distributional ranges)
    • Dispersal (verspreiding=movement of individuals) (can lead to expansion of distributions)
    • Vicariance (geografische scheiding/barriere) (can separate populations, dividing ranges)
  • Door te kijken naar combi van fossielen en geologische data kan de verspreiding van taxons verklaard worden
  • Vicariance
    Klimaatveranderingen/veranderingen in land kunnen populaties hebben gesplitst waardoor nieuwe soorten ontstonden
  • Speciatie
    • Allopatrische speciatie
    • Parapatrische speciatie
    • Sympatrische speciatie
  • Sympatric

    In the same location
  • Phylogeography
    Beschrijving en analyse van processen die zorgen voor geografische distributie van genen en dan vooral in soorten of tussen nauw verwanten soorten
  • Fundamental ecological niche
    Population as the set of all those environmental conditions in which a species can have positive population growth
  • Competitive exclusion principle
    Species die dezelfde resources hebben kunnen niet co-existen. De een competeteerd de ander eruit
  • Phylogenetic niche conservatism
    Similar ecologische requirements that they have inherited from their common ancestor (dit komt voor bij related species)
  • Niche conservatism draagt bij aan het begrijpen van geografische distributie van vele clades
  • Dispersal limitation → limits range expansion
  • 3 hypotheses voor latitudinal diversity gradient
    • Productivity hypothesis
    • Diversification rate hypothesis
    • Time and area hypothesis
  • Meeste ondersteuning voor de laatste hypothese (time and area)
  • dN/dt = (S - E) = DN
    N=number of taxa, S=speciation rate, E=extinction rate, D= netto diversification rate = S-E
  • N wordt groter wanneer D > 1
  • Als D negatief is neemt aantal soorten af
  • Als D constant is, dan groeit of slinkt species aantal exponentieel
  • K
    Maximum number of species
  • Diversity dependent factors
    Factoren zoals competitie om voedsel of ruimte kunnen meer intens worden als de diversiteit toeneemt
  • Origine van een taxon is wss before earliest fossil record. Extinctie is wss na laatste fossil record
  • The pull of the recent
    Because the more recently a taxon arose, the more likely it is to still be extant, diversity will seem to increase as we approach the present, even if it didn't actually increase
  • Origination rate > extinction rate. Maar wel beide fluctuaties door de tijd heen
  • Background extinction
    Sommige lineages have become extinct during every geological time interval
  • 5 mass extinctions
    • Eind van Ordovician
    • In het late Devonian
    • Permian/Triassic boundary
    • Einde van Triassic
    • Cretaceous/Paleogene boundary
  • Background extinction rate is gedaald tijdens de Phanerozoic
  • Origination rate is over het algemeen ook gedaald na Paleozoic (op wat fluctuaties na natuurlijk)
  • Hypotheses voor daling extinction rate

    • Natuurlijke selectie zorgde voor betere bestendige soorten
    • Groter aantal species in Cenozoic dan in eerdere era's. De kans op extinctie van hogere taxa is daardoor lager, omdat een genus/familie niet uitsterven totdat alle constituent species van die genus/familie extinct zijn
    • Sommige clades zijn meer volatile: ze hebben grotere turnover rate, evolving new families and losing others before the entire clade becomes extinct. De extinctie van zo'n taxa laat de minder volatile taxa over (die een langere life span hebben en lagere extinction rate)
  • Volatile
    Grotere kans decrease greatly or become extinct
  • Minder volatile

    Grotere kans op overleven