Samenvatting H5: Brazilië

Cards (13)

  • Veel tropisch regenwoud in Zuid-Amerika is door ontginning, vooral aan de zuid- en oostkant, verdwenen. Achtergrond vormt de wereldwijde vraag naar grondstoffen, energie en landbouwproducten. Een grote rol speelt de infrastructuur. De uiteenlopende belangen van actoren (mensen, organisaties, bedrijven en overheid) bij ontginning maakt het aanpakken van ontbossing moeilijk. In Amazonië leven ruim 20 miljoen inwoners, vooral in stadjes.
  • Ontbossing begint meestal kleinschalig door arme kolonisten, grootgrondbezitters en ondernemingen, dichtbij wegen. Kleine boeren komen uit heel Brazilië. De achtergrond kan armoede zijn of aanmoediging door de overheid. Commerciële houtkap gebeurt door grote ondernemingen. Veel hout gaat naar de bouwsector in Zuid(-Oost) Brazilië. Ter plaatse wordt het hout eerst verzaagd en gaat naar de (tussen)handel, waaronder arme boeren.
  • Grootschalige houtkap vindt vooral plaats door buitenlandse landbouwbedrijven (soja, suikerriet en vlees). Ze hebben vaak politieke macht en zijn sterk in lobbyen. Ook grote mijnbouwondernemingen hebben politieke macht. Hun dagbouw en de noodzakelijke infrastructuur brengt grote schade aan het regenwoud en het milieu toe. Stuwdammen en stuwmeren hebben uiteenlopende gevolgen voor het regenwoud. In ieder geval is er een verstoring van de waterhuishouding en ecosystemen en worden mensen verdreven.
  • De overheid speelt een dubbele rol bij ontginningen. De aanleg van soms noodzakelijke infrastructuur bevordert ontbossing en ontginning.  Denk aan de stad Manaus. Brazilië heeft sinds 1965 de Boswet tegen kap en ter bescherming van rivieroevers en hellingen. Vergunningen moeten illegale houtkap verminderen. Sommige gebieden zijn beschermd verklaard. Satellieten moeten helpen bij de bescherming van het woud. 
  • Het grondgebruik van inheemse volken is met hun zwerflandbouw extensief. De bestaanswijze van inheemsen komt steeds meer op gespannen voet met de natuurlijke omgeving te staan. De oorzaak is verdringing door (buitenlandse) bedrijven. Landrechten zijn in het proces.  Reservaten moet hun leefomgeving beschermen. 
  • Non-gouvernementele organisaties (ngo’s) beïnvloeden de publieke opinie ten gunste van een duurzaam landgebruik.
  • Ontginning kan leiden tot landdegradatie in de vorm van bodemuitputting, bodemerosie of verdroging. 
  • De Braziliaanse bevolking bestaat uit verschillende etnische groepen
    • blanken met Europese voorouders 
    • zwarten met Afrikaanse voorouders 
    • inheemsen (kleine groep) 
    • Aziaten (kleine groep) 
    • gemengde afkomst 
    • mestiezen: blanke en inheemse (voor)ouders (kleine groep) 
    • mulatten: blanke en zwarte (voor)ouders (grote groep) 
    Omvang gemengde groep: iets minder dan de helft van de Braziliaanse bevolking à Braziliaanse bevolking wordt een smeltkroes genoemd. 
    ● De meeste mensen zijn katholiek (± 74%). 
  • De bevolking kun je indelen in klassen: een groep mensen met ongeveer hetzelfde inkomen, opleidingsniveau en consumptiepatroon. Er is een lage, midden- en hoge klasse. Inkomensverschillen tussen klassen zijn in Brazilië groot. 20% van de Brazilianen leefde onder de armoedegrens (in 2015). Rijk en arm leven veel gescheiden en er bestaan vaak spanningen als de twee werelden elkaar tegenkomen. 
  • Armoede komt bij bepaalde bevolkingsgroepen meer voor dan bij andere = sociaaleconomische ongelijkheid. 
    • Blanke groep: weinig armoede. 
    • Zwarte en gemengde groep: veel armoede. 
    Blanken zijn sinds de kolonisatie de overheersende groep over inheemsen en zwarten. Na afschaffing slavernij kwamen de ex-slaven op het platteland of in sloppenwijken terecht. Met weinig opleiding deden ze laagbetaald werk. De overheid schoot tekort om ze maatschappelijk te laten groeien. Racisme speelt ook een rol: het idee dat een groep mensen zich superieur voelt ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. 
  • De inheemse bevolking kent de meeste armoede. 
    ● Het hoge armoedecijfer komt doordat deze groep traditioneel en zelfvoorzienend leeft. 
    ● Armoede wordt een concreet probleem als inheemsen in contact met de buitenwereld komen en niet meer zelfvoorzienend kunnen leven (loondienst, te laag loon, armoede). 
  • Het platteland kent veel armoede (meer dan de stad). Dit komt door scheve grondbezitverhoudingen. Het grootste deel van de grond is in bezit van grootgrondbezitters of buitenlandse ondernemers. Ze produceren voor de export. De rest van de grond is verdeeld over veel kleine boeren. Ze produceren voor eigen gebruik of de lokale markt en hebben vaak te weinig grond. Op het platteland leven ook landloze boeren (laag salaris). 
    ■ Tussen kleine boeren, landlozen en inheemsen enerzijds en grote landeigenaren, houthakkers en mijnbouwbedrijven anderzijds zijn regelmatig conflicten over grondgebruik. 
  • De overheid probeert de ongelijkheid te verkleinen. Wel wat succes: veel mensen uit de lage klasse naar de middenklasse, maar ze zijn wel erg kwetsbaar. Resultaten bereikt door: 
    ● Subsidies: Bolsa Família. Voorwaarde: kinderen naar school en gevaccineerd. 
    ● Positieve discriminatie: beschikbare plaatsen op staatsuniversiteiten voor arme studenten. 
    ● Landhervormingen: herverdelen van stukken land. Traag proces met veel tegenwerking van grootgrondbezitters
    Steun voor kleine boeren: goedkoop krediet of technische steun.