Voca, Die große Dilemma-show

• over het algemeen


  im Allgemeinen
• opmerken


  bemerken
• zich bezighouden met


  sich beschäftigen mit
• jawel


  doch
• Het maakt mij niet uit of ...


  Es ist mir egal, ob...
• aan de ene kant ... aan de andere kant


  einerseits ... andererseits
• ermee eens zijn


  damit einverstanden sein
• ofwel... ofwel...


  entweder ... oder
• Hij kiest ofwel Duits ofwel biologie.


  Er wählt entweder Deutsch oder Biologie.
• tot mijn verbazing


  zu meinem Erstaunen
• lui


  faul
• nadenken


  nachdenken-nachgedacht
• schelden


  schimpfen
• Dat wel, maar...


  Das schon, aber...
• vanzelfsprekend


  selbstverständlich
• dat klopt


  Das stimmt
• zich laten overtuigen


  sich überzeugen lassen
• de onzin


  der Unsinn
• tegenspreken


  widersprechen - widerspricht - widersprochen
• het aantal, getal


  die Zahl
• onderbouwen


  begründen
• de onderbouwing


  die Begründung
• om deze reden


  aus diesem Grund
• op de opmerking reageren


  auf die Bemerkung reagieren
• het eens worden


  sich einigen
• Zijn jullie het eens geworden?


  Habt ihr euch geeinigt?
• beslissen


  entscheiden, entscheidet, entschieden
• kiezen voor


  sich entscheiden für
• op een vraag antwoorden


  auf eine Frage antworten
• op het standpunt staan


  auf dem Standpunkt stehen - steht - gestanden
• inderdaad


  tatsächlich, in der Tat
• verwijten


  vorwerfen - wirft vor - vorgeworfen
• Ik verwijt jou niets.


  Ich werfe dir nichts vor.
• kiezen


  wählen
• de keuze


  die Wahl
• voor de keuze staan


  vor der Wahl stehen
• het alternatief


  die Alternatieve
• de alternatieven


  die Alternatieven
• het argument


  das Argument
• de argumenten


  die Argumente