4.1

Cards (28)

  • kruispunt
    Kruising of splitsing van wegen. Op een kruispunt is het mogelijk om van richting te veranderen. Daarmee wordt bedoeld dat je links of rechts kan afslaan. Kruispunten kunnen op allerlei verschillende manieren worden vormgegeven.
  • kruisende weg
    Dit is de weg die de weg waar jij je op bevindt kruist. Dit hoeft niet altijd in een hoek van 90 graden (haaks) te zijn. Het kan ook een weg zijn die schuiner aansluit op de weg waar jij je op bevindt, zoals een Y-splitsing.
  • Dezelfde weg
    Dit is de weg waar jij he bevindt. Verkeer dat zich op dezelfde weg bevindt nadert jou van achteren of voren. Het maakt daarbij niet uit of dit voetgangers zijn op het trottoir of in de berm, of bestuurders van personenauto’s op de rijbaan. Rijd je op een rotonde, dan is al het verkeer dat ook deze rotonde volgt, verkeer op dezelfde Weg.
  • Voorrang verlenen
    Het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen. Dit betekent dus dat de bestuurder die voorrang heeft, ook het idee moet hebben dat hij voorrang krijgt. Deze bestuurder moet ongehinderd door kunnen rijden.
  • Als de voorrang op een kruispunt niet geregeld wordt door borden, verkeerstekens op het wegdek of verkeerslichten, spreken we van gelijkwaardige wegen.
    Je hoeft een voetganger dus geen voorrang te verlenen, want zij vallen niet onder bestuurders.
    Er zijn twee uitzonderingen op deze regel:
    • Bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.
    • Bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders van links en rechts op een verharde weg.
  • haaientanden
    voorrangsdriehoeken op het wegdek. Deze morden meestal met maar soms ook zonder bord B-6 gebruikt. In beide gevallen betekenen deze haaientanden dat je voorrang moet verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.
  • voorrang krijgen - voorrangsweg
    Bord B-1 geeft aan dat je op een voorrangsweg rijdt. Je moet voorrang krijgen van bestuurders op de kruisende wegen. Dit bord wordt binnen de bebouwde kom voor en buiten de bebouwde kom na ieder kruispunt herhaald. OP die manier kun je aan deze borden zien of je binnen of buiten de bebouwde kom rijdt.
  • Voorrang krijgen - voorrangsweg 2
    Bord B-2 geeft het einde van de voorrangsweg aan. Na dit bord gelden weer de normale voorrangsregels.
  • Voorrang krijgen - Voorrangskruispunt 1
    Bord B-3 geeft een voorrangskruispunt aan waarbij jij voorrang moet krijgen van de kruisende bestuurders. De dikke pijl geeft de weg weer waar jij je op bevindt. De twee dwarsstreepjes geven de zijstraten weer. Deze borden gelden alleen voor het eerstvolgende kruispunt.
  • Voorrang krijgen - voorrangskruispunt 2
    Bord B-4 geeft een voorrangskruispunt aan met maar 1 zijweg. Deze zijweg komt van links en moet voorrang verlenen aan jou.
  • Voorrang krijgen - voorrangskruispunt 3
    Bord B-5 geeft ook een voorrangskruispunt aan met 1 zijweg. Deze zijweg komt van rechts en moet voorrang verlenen aan jou.
  • Voorrang verlenen 1
    Bord B-6 geeft aan dat je een voorrangsweg of voorrangskruispunt nadert vanaf een zijweg. Jij moet voorrang verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg. Bij dit bord is stoppen niet verplicht, als je op tijd kunt zien dat je het kruispunt veilig op kunt rijden.
  • Voorrang verlenen 2
    Bord B-7 geeft ook aan dat je een voorrangsweg of voorrangskruispunt nadert vanaf een zijweg. Jij moet voorrang verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg. Bij dit bord moet je echter altijd eerst stoppen, ook als je kunt zien dat er geen ander verkeer nadert. Deze borden worden vaak geplaatst op plekken waar of slecht zicht is, of vaak ongevallen gebeuren omdat bestuurders slecht kijken.
  • Van wat is hier sprake?
    Bij het naderen van bord B-6 en haaientanden, moet je voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg. In dit geval komt er een paard en wagen van links op de kruisende weg. De lesauto moet deze bestuurder voor laten gaan.
  • Van wat is hier sprake?
    In dit geval nadert de lesauto ook haaientanden. De voetganGer op de kruisende weg moet wachten op de lesauto. De lesauto hoeft bij de haaientanden alleen bestuurders voorrang te verlenen en geen voetgangers.
  • Waarvan is hier sprake?
    Ook hier moet de voetganger wachten op de lesauto. Deze nadert een stopbord met stoptrein. In verband met het stopbord moet de lesauto wel stoppen, maar mag daarna direct weer wegrijden als er geen bestuurders van links of rechts komen. Een voetganger is geen bestuurder.
  • Waarvan is hier sprake?
    Een trambestuurder heeft op een gelijkwaardig kruispunt altijd voorrang. zodra er borden en tekens zijn die de voorrang regelen, moet de trambestuurder deze opvolgen. In dit geval moet de trambestuurder dus wachten op de lesauto.
  • dode hoek
    Het gebied naast en schuin achter het voertuig dat je niet via de spiegels kunt overzien. Dit gebied is alleen (en soms maar deels) te overzien door je hoofd te draaien en goed naast en schuin achter je te kijken. Bij grotere voertuigen zijn de dode hoeken ook groter en komen hier mee dode hoeken bij, zoals recht achter en vlak voor het voertuig.
  • Welk gedeelte is te overzien met de spiegels, en wat is de dode hoek?
    Het gekleurde gedeelte is te overzien met de spiegels. Buiten het gekleurde gedeelte is niet te overzien via de spiegels, maar moet je zien door je hoofd te draaien.
  • voor laten gaan, welke regels gelden er als je eenmaal op het kruispunt bent? (1)
    • Je moet rechtdoorgaand verkeer dat jou tegemoetkomt op dezelfe weg voor laten gaan. Dus ook voetgangers!
  • Voor laten gaan, welke regels gelden er als je eenmaal op het kruispunt bent? (2)
    Je moet rechtdoorgaand verkeer dat zich naast jou of vlak achter jou bevindt voor laten gaan. Dus ook voetgangers!!
  • voor laten gaan, welke regels gelden er als je eenmaal op het kruispunt bent? (3)
    willen tegemoetkomende bestuurders dezelfde weg inrijden als jij, dan gaat de bestuurder die rechts afslaat voor de bestuurder die links afslaat. Dit wordt ook wel omschreven als korte bocht gaat voor lange bocht’
  • voor laten gaan, welke regels gelden er als je eenmaal op het kruispunt bent? (4)

    Een afslaande tram mag voor op al het verkeer dat de trambestuurder van voren nadert of naast of schuin achter de tram rijdt.
  • Als je een afbuigende voorrangsweg tegenkomt, probeer deze dan in je hoofd ‘recht te trekken’ en pas daarna de voorrangsregels toe. De afbuigende weg moet gezien worden als de doorgaande weg. Bij deze twee situaties is de voorrang gelijk, de motorrijder mag voor op de auto omdat deze op de voorrangsweg rijdt.
  • ook in deze twee situaties zijn de regel voor voor voor laten gaan gelijk. De fietser mag in beide situaties voor. De fietser is hier het ‘ rechtdoorgaande verkeer’ ondanks dat het lijkt alsof deze in de eerste situatie juist afslaat. Maar de fietser blijft de voorrangsweg volgen, net als in de tweede situatie. De bestuurder van de lesauto slaat in beide situaties af.
  • Ondanks dat het niet onder afslaan valt als je op de afbuigende voorrangsweg blijft rijden, wordt er wel van je verwacht dat je in dat geval richting aangeeft. Het is voor de andere weggebruikers dan duidelijk dat je op dezelfde weg blijft rijden.
  • Wat betekent dit bord? (B-1)
    Dit bord met onderbord betekend dat er een afbuigende voorrangsweg naar links is met twee zijstraten.
  • Wat betekent dit bord? (B-4)
    Dit bord met onderbord betekend dat er een afbuigende voorrangskruispunt naar rechts is met 1 zijstraat.