Eco

Subdecks (1)

Cards (104)

  • Macro-economie
    Studie van de economie als geheel, in tegenstelling tot micro-economie (studie van individuele economische eenheden)
  • Economische activiteit
    Activiteit die welvaart genereert
  • Hoogconjunctuur, laagconjunctuur, economische groei, recessie
    Schommelingen in economische activiteit
  • Oorzaken van schommelingen
    Misoogsten, technologische vooruitgang (of achteruitgang), consumentenvertrouwen, grondstoffenprijzen
  • Probleem: Hoe 'economische activiteit' meten? Wat schommelt er eigenlijk?
  • Bruto Binnenlands Product (BBP)

    De totale toegevoegde waarde die geproduceerd wordt door economische activiteit binnen een bepaalde geografische entiteit (binnen landsgrenzen) gedurende een bepaalde periode (meestal 1 jaar)
  • Drie benaderingen om BBP te meten
    Productie, Inkomen, Bestedingen
  • Productie benadering BBP
    1. TW bedrijven
    2. TW overheden
    3. TW gezinnen
  • Toegevoegde waarde (TW)

    Waarde van verkoop MIN waarde van intermediaire inputs
  • Problemen met TW van overheid en gezinnen
  • Inkomensbenadering BBP

    BBP = Inkomen uit arbeid + Inkomen uit kapitaal + Netto indirecte belastingen
  • Bestedingenbenadering BBP

    BBP = Consumptie + Investeringen + Overheidsbestedingen + Netto-export
  • BBP volgens de BESTEdingenbenadering
    BBP = C + I + G + (X - M)
  • Finale goederen en diensten
    • Bestedingen van gezinnen, bedrijven, overheden, buitenland
  • Bestedingen
    • Consumptie C
    • Bruto-investeringen I
    • Overheidsbestedingen G
    • Netto-export NX = X-M
  • Consumptie C
    Consumptieve bestedingen van de gezinnen
  • Bruto-investeringen I
    Bedrijven (gebouwen, machines, materieel), gezinnen (huizenbouw), overheden (bruggen, wegen, gebouwen)
  • Overheidsbestedingen G
    Bestedingen van overheden voor de aankoop van goederen en diensten
  • Netto-export NX = X-M
    • Export: bestedingen van buitenlanders in 'ons' land
    • Import: bestedingen van 'ons' land in het buitenland
  • Export X
    • 331 491,6
    • 350 559,4
    • 367 409.4
    • 379 699.6
    • 389 709
    • 365 577,2
    • 436 322,7
    • 530 394,9
  • Import M
    • 325 914,1
    • 344 934,2
    • 361 188.4
    • 380 449.9
    • 386 775
    • 359 152,7
    • 431 041,1
    • 539 421,2
  • BBP tegen marktprijzen
  • Economische kringloop
    1. GEZINNEN
    2. BEDRIJVEN
    3. OVERHEID
    4. Geld en kapitaalmarkt
  • BBP productie
    TW bedrijven + TW overheden + TW gezinnen = 1050
  • BBP inkomen (marktP)
    Y arbeid + Y kapitaal + nettoT = 1050
  • BBP bestedingen
    C + I + G = 1050
  • Bruto Binnenlands Product (BBP)
  • Gebruik van het BBP
  • Kritieken op het BBP
  • Bruto nationaal inkomen BNI
    BBP + NFI
  • NFI
    netto-factorinkomens uit arbeid of kapitaal
  • Netto nationaal inkomen NNI
    BNI - D
  • Depreciatie D
    De kapitaalvoorraad (fysiek kapitaal: machines, wagens, gebouwen,...) deprecieert
  • Netto nationaal beschikbaar inkomen NNBI

    NNI + NTR
  • Netto-transfers NTR
    Inkomende transfers ITR - Uitgaande transfers UTR
  • NNBI is inkomen beschikbaar voor consumptie
  • NNBI

    C + Inetto + G + LR
  • LR
    X + IFI + ITR - M - UFI - UTR
  • LR > 0 als land spaart voor het buitenland, bouwt vordering op, lening aan buitenland
  • LR < 0 als land bouwt schuld op t.o.v. het buitenland, lening van buitenland