A.k

Cards (94)

  • Luchtdruk
    De kracht die het gewicht van de atmosfeer op de aardoppervlakte uitoefent, gemeten in millibaren (Mb)
  • Luchtdruk op zeeniveau is 1013 mb
  • Hoge luchtdruk
    Wanneer de barometerstand > is dan 1013 mb
  • Lage luchtdruk
    Wanneer de temperatuur van de lucht boven een gebied hoog is, waardoor de lucht verwarmd wordt, uitzet, lichter wordt en opstijgt
  • Hoge luchtdruk
    In gebieden met lage temperaturen in de luchtlagen gaat de lucht inkrimpen, er ontstaat een teveel aan lucht en dalende lucht
  • Ontstaan van wind

    Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind, die stroomt van hoge druk naar lage druk
  • Isobaren
    Lijnen die alle punten van gelijke luchtdruk met elkaar verbinden
  • Wet van Buys Ballot
    De lucht stroomt van een barometrisch maximum naar een barometrisch minimum, maar krijgt door de draaiing en bolvorm van de aarde een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond en naar links op het zuidelijk halfrond
  • Globale luchtdrukgebieden
    • Equatoriale Minimum
    • Subtropische Maxima
    • Subpolaire Minima
    • Polaire maxima
  • Globale winden

    • Passaten
    • Westenwinden
    • Polaire winden
  • Globale luchtcirculatie
    Warme lucht stijgt op bij de evenaar, daalt bij de subtropen en polen, waardoor een circulatie ontstaat
  • Er is een gordel van lage luchtdruk langs de evenaar met opstijgende lucht
  • In de subtropen is er een hogedrukgebied met dalende lucht en weinig wind
  • In de polaire streken is er een hogedrukgebied door de extreme kou
  • In de gematigde luchtstreken is er een gordel van wisselende luchtdruk met fronten en depressies
  • Vanuit de subtropische maxima vertrekken de passaten en westenwinden
  • De passaten buigen oostelijk af tussen de subtropische maxima en de ITCZ
  • Westenwinden
    Ontstaan door luchtdrukverschillen tussen de subtropen en subpolairen
  • Op het zuidelijk halfrond komen de noordwestenwinden voor, op het noordelijk halfrond de zuidwestenwinden
  • Globale luchtcirculatie
    1. Hadley cellen (evenaar-subtropen)
    2. Ferrel cellen (subtropen-subpolairen)
    3. Polaire cellen (subpolairen-polen)
  • Kalmtegordels op aarde
    • ITCZ/Doldrums (evenaar)
    • Paardenbreedte (subtropen)
  • Dalende lucht leidt tot weinig/geen wind
  • Driekwart van het aardoppervlak is met water bedekt, dat in een voortdurende kringloop zit
  • Headley cellen
    Evenaar en subtropen
  • Ferrel cellen
    Subtropen en subpolairen
  • Polaire cellen
    Subpolairen en polairen
  • ITCZ/ Doldrums
    Kalmtegordels bij de evenaar
  • Paardenbreedte
    Kalmtegordels in de subtropen
  • Dalende lucht betekent weinig/ geen wind
  • Er is altijd een overschot aan lucht
  • Wind waait niet naar die richting
  • Driekwart van het aardoppervlak is met water bedekt
  • Waterkringloop
    1. Water verdampt van zee naar lucht
    2. Waterdamp in lucht wordt wolk
    3. Wolk waait naar land
    4. Wolk stijgt op en koelt af
    5. Waterdamp condenseert en valt als regen
    6. Regenwater stroomt naar zee
  • Absolute vochtigheid
    Hoeveelheid waterdamp per m³ lucht
  • Relatieve vochtigheid
    Hoeveelheid waterdamp die lucht bij bepaalde temperatuur kan opnemen, uitgedrukt in %
  • Warme lucht kan meer waterdamp opnemen dan koude lucht
  • Wanneer lucht afkoelt tot dauwpunt, condenseert waterdamp
  • Wanneer dauwpunt onder 0°C ligt, sublimeert waterdamp tot ijskristallen
  • Condensatiekernen
    Microscopisch kleine deeltjes waarop waterdamp kan condenseren
  • Kringloop van het water
    1. Verwarming
    2. Verdamping
    3. Opstijging
    4. Afkoeling
    5. Verzadiging
    6. Condensatie
    7. Wolkenvorming
    8. Neerslag