De kracht die het gewicht van de atmosfeer op de aardoppervlakte uitoefent, gemeten in millibaren (Mb)
Luchtdruk op zeeniveau is 1013 mb
Hoge luchtdruk
Wanneer de barometerstand > is dan 1013mb
Lage luchtdruk
Wanneer de temperatuur van de lucht boven een gebied hoog is, waardoor de lucht verwarmd wordt, uitzet, lichter wordt en opstijgt
Hoge luchtdruk
In gebieden met lage temperaturen in de luchtlagen gaat de lucht inkrimpen, er ontstaat een teveel aan lucht en dalende lucht
Ontstaan van wind
Verschillen in luchtdruk veroorzaken wind, die stroomt van hoge druk naar lage druk
Isobaren
Lijnen die alle punten van gelijke luchtdruk met elkaar verbinden
Wet van Buys Ballot
De lucht stroomt van een barometrisch maximum naar een barometrisch minimum, maar krijgt door de draaiing en bolvorm van de aarde een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond en naar links op het zuidelijk halfrond
Globale luchtdrukgebieden
EquatorialeMinimum
Subtropische Maxima
Subpolaire Minima
Polaire maxima
Globale winden
Passaten
Westenwinden
Polairewinden
Globale luchtcirculatie
Warme lucht stijgt op bij de evenaar, daalt bij de subtropen en polen, waardoor een circulatie ontstaat
Er is een gordel van lage luchtdruk langs de evenaar met opstijgende lucht
In de subtropen is er een hogedrukgebied met dalende lucht en weinig wind
In de polaire streken is er een hogedrukgebied door de extreme kou
In de gematigde luchtstreken is er een gordel van wisselende luchtdruk met fronten en depressies
Vanuit de subtropische maxima vertrekken de passaten en westenwinden
De passaten buigen oostelijk af tussen desubtropische maxima en de ITCZ
Westenwinden
Ontstaan door luchtdrukverschillen tussen de subtropen en subpolairen
Op het zuidelijk halfrond komen de noordwestenwinden voor, op het noordelijk halfrond de zuidwestenwinden
Globale luchtcirculatie
1. Hadley cellen (evenaar-subtropen)
2. Ferrel cellen (subtropen-subpolairen)
3. Polaire cellen (subpolairen-polen)
Kalmtegordels op aarde
ITCZ/Doldrums (evenaar)
Paardenbreedte (subtropen)
Dalende lucht leidt tot weinig/geen wind
Driekwart van het aardoppervlak is met water bedekt, dat in een voortdurende kringloop zit
Headley cellen
Evenaar en subtropen
Ferrel cellen
Subtropen en subpolairen
Polaire cellen
Subpolairen en polairen
ITCZ/ Doldrums
Kalmtegordels bij de evenaar
Paardenbreedte
Kalmtegordels in de subtropen
Dalende lucht betekent weinig/ geen wind
Er is altijd een overschot aan lucht
Wind waait niet naar die richting
Driekwart van het aardoppervlak is met water bedekt
Waterkringloop
1. Water verdampt van zee naar lucht
2. Waterdamp in lucht wordt wolk
3. Wolk waait naar land
4. Wolk stijgt op en koelt af
5. Waterdamp condenseert en valt als regen
6. Regenwater stroomtnaarzee
Absolute vochtigheid
Hoeveelheid waterdamp per m³ lucht
Relatieve vochtigheid
Hoeveelheid waterdamp die lucht bij bepaalde temperatuur kan opnemen, uitgedrukt in %
Warme lucht kan meer waterdamp opnemen dan koude lucht
Wanneer lucht afkoelt tot dauwpunt, condenseert waterdamp
Wanneer dauwpunt onder 0°C ligt, sublimeert waterdamp tot ijskristallen
Condensatiekernen
Microscopisch kleine deeltjes waarop waterdamp kan condenseren