Frans vocab E 2

Cards (22)

  • Le frère
    De broer
  • Grand(e)
    Groot
  • Bleu(e)
    Blauw
  • Non, il est petit
    Nee, hij is klein
  • Porter
    Dragen
  • Il est grand?
    Is hij groot?
  • Marron
    Bruin (ogen)
  • Les yeux
    De ogen
  • Rouge
    Rood
  • La soeur
    De sister
  • Je vois
    Ik zie
  • Ton frère est comment?
    Hoe is je broer?
  • Petit(e)
    Klein
  • Vert(e)
    Groen
  • Il porter des lunnetes
    Hij draagt een bril
  • Gris(e)
    Grijs
  • Les cheveux
    Het haar
  • Blond(e)
    Blond
  • Mon frère a les cheveux bruns
    Mijn broer heeft bruin haar
  • Il a les yeux bleus
    Hij heeft blauwe ogen
  • Noir
    Zwart
  • Les lunnetes
    De bril