T3H1: Wat is druk

Cards (18)

  • Druk op een oppervlakte
    de verhouding van de grootte van de kracht tot de grootte van het oppervlak waarop die kracht werkt
  • p = F / A
  • p = druk
  • F = kracht
  • A = oppervlakte
  • N / = Pa
  • 1 mbar = 1 hPa
  • Luchtdruk = 1013 hPa
  • oppervlak verkleinen --> druk vergroten
  • Druk in een gas = botsingsdruk
  • Bij de Kelvinschaal is het absolute nulpunt -273,15 °C, omdat dat de laagst mogelijke temperatuur op aarde is.
  • T = 0 + 273,15
  • Lucht rond de aarde oefent op alle voorwerpen een druk uit = atmosferische druk of luchtdruk
  • Proef voor atmosferische druk = maagdenburgse halve bollen
  • Meettoestel voor druk in gas = barometer
  • Meettoestel voor druk op oppervlakte = manometer
  • Gemiddelde atmosferische druk (zeeniveau) = 1013 hPa = standaardruk = normdruk
  • Atmosferische druk daalt met toenemende hoogte en verschilt van plaats tot plaats ( hoog --> laag)