werkwoorden

Cards (8)

  • können= kunnen
  • dürfen= mogen ( toestemming hebben)
  • müssen= moeten (kan niet anders)
  • wissen= weten
  • sollen= moeten (wil van een ander)
  • wollen= willen heel sterk
  • mögen= lusten, aardig vinden en leuk vinden
  • möchten= willen (wens)