kenmerkende aspecten

Cards (49)

  • de levenswijze van jagers en verzamelaars
  • het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
  • het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
  • de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
  • de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
  • de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
  • de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa
  • de ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
  • de verspreiding van het christendom in geheel Europa
  • het ontstaan en de verspreiding van de islam
  • de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
  • het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
  • de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
  • de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
  • het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
  • de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten
  • het begin van staatsvorming en centralisatie
  • het begin van de Europese overzeese expansie
  • het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
  • de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
  • de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg had
  • het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat
  • het streven van vorsten naar absolute macht
  • de bijzondere plaats in het staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
  • wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
  • de wetenschappelijke revolutie
  • rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
  • voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
  • uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
  • de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
  • de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
  • discussies over de sociale kwestie
  • de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industralisatie
  • de opkomst van emancipatiebewegingen
  • voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces
  • de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
  • de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
  • het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme
  • de crisis van het wereldkapitalisme
  • het voeren van twee wereldoorlogen