het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
het ontstaan van de eerste stedelijkegemeenschappen
de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
de groei van het Romeinseimperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa
de ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten
de verspreiding van het christendom in geheel Europa
het ontstaan en de verspreiding van de islam
de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienendeagrarischecultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
het ontstaan van feodaleverhoudingen in het bestuur
de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
de opkomst van de stedelijkeburgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten
het begin van staatsvorming en centralisatie
het begin van de Europese overzeese expansie
het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg had
het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat
het streven van vorsten naar absolutemacht
de bijzondere plaats in het staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
de wetenschappelijke revolutie
rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving
discussies over de sociale kwestie
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industralisatie
de opkomst van emancipatiebewegingen
voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces
de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie
het in praktijk brengen van de totalitaireideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme