CE Economie

Cards (45)

  • Soorten goederen:
    • substitutiegoederen
    • complementaire goederen
    • primaire goederen
    • luxe goederen
    • inferieure goederen
  • Primaire goederen:
    • goederen waarvan je, wanneer je inkomen stijgt, maar een klein beetje extra gaat kopen
    • brood
  • Inferieure goederen:
    • wanneer je inkomen stijgt ga je hier minde van kopen.
    • in plaats van huismerkproducten, koop je melkproducten
  • Marginale kosten/opbrengsten:
    Extra kosten als jee een extra product maakt
  • Vaste kosten:
    kosten veranderen niet als de productie veranderd
  • Variable kosten:
    kosten veranderen met productie mee.
  • Prijsdiscriminatie:
    per consument andere vraagprijs
  • Minimumprijzen:
    Prijs door overheid ingesteld om aanbieder te beschermen
  • Maximumprijzen:
    Prijs door overheid ingesteld om vrager te beschermen.
  • Octrooi/ patent:
    Het alleenrecht tot het maken van product
  • Voorraadgrootheid:
    Iets dat wordt gemeten op een bepaald moment
  • Stroomgrootheid:
    iets dat wordt gemeten over een bepaalde periode
  • Nominale rente:
    Rentepercentage dat je over spaargeld ontvangt of over je lening betaald
  • Ruilen over de tijd lenen:
    Van later naar nu
  • Ruilen over de tijd sparen:
    Van nu naar later
  • Progressief/nivellering:
    relatieve inkomensverschillen worden kleiner
  • Degressief/ denivellering:
    Relatieve inkomensverschillen worden groter.
  • Indexcijfer:
    Ric=NIC-Pic
  • Ric:
    reeel inkomen
  • Nic:
    Procentuele verandering
  • Pic:
    prijsindexcijfer
  • Omzet:
    P= p x q
  • Kenmerken prijsdiscriminatie:
    • Scheiden van groepen
    • mag niet worden doorverkocht
  • Kosten:
    Constante kosten
    variable kosten
    Totale kosten
  • Maximale winst:
    MO=MK
  • Maximale omzet:
    MO=O
  • Break Even:
    TO=TK
  • Inelastisch:
    0 tot -1
  • Elastisch:
    -1 en kleiner
  • Hoge tijdsvoorkeur:
    Nu consumeren
  • Betalingsbalans soorten:
    • lopende rekening
    • kapitaalrekening
  • Welvaart meten:
    • Groen bbp
    • HDI
  • Hoogconjunctuur:
    overbesteding
  • Laagconjunctuur:
    Onderbesteding
  • Procyclisch:
    Minder uitgeven
  • Anticyclisch:
    meer uitgeven
  • Verzonken kosten:
    kosten die niet terugverdiend kunnen worden, indien er gestopt wordt met produceren
  • Waardevast:
    • houden rekening met de inflatie en deflatie
    • zijn verbonden met de stijging van de prijzen
  • Welvaartsvast:
    • in verhouding van de gemiddelde inkomens
    • als inkomens stijgen, stijgen de uitkering mee
  • Omslagstelsel:
    stelsel waarbij de uitkeringen betaald worden door de benodigde premies